De vrijheid onder vuur

14-03-2016 21:04

Het islamitisch terrorisme heeft Europa, en de hele vrije wereld, in de tang. Terrorisme werkt: de terreuraanslagen leiden tot angst en angst leidt tot het toegeven aan de terroristen. De vrijheid van expressie staat onder druk. Wie de islam bekritiseert loopt het risico vermoord te worden.

De Belgische mensenrechtenexpert Willy Laes die eerder het boek Mensenrechten in de Verenigde Naties publiceerde, schrijft het woedend pamflet Een jaar na Charlie Hebdo (2015) “tegen de nuttige idioten die alles vergoelijken en relativeren. Tegen intolerante gelovigen, censoren en dictators. Voor universele mensenrechten.” (p. 119) Laes schrijft over de aanslag op de redactie van het Franse satirische blad Charlie Hebdo op 7 januari 2015 waarbij twaalf mensen om het leven kwamen, in koelen bloede vermoord door twee Franse moslimterroristen. Op 13 november 2015 is er wederom een gruwelijke aanslag in Parijs door moslimterroristen. Dit keer is het doelwit mensen die een westerse levensstijl leven: mensen die naar het theater gaan, op een terrasje zitten, bij een voetbalwedstrijd zijn.

Mensen zitten in hun maag met deze aanslagen en weten niet hoe te moeten reageren. Een kat in het nauw maakt rare sprongen. Er zijn nogal wat westerse intellectuelen die niet kunnen of willen begrijpen dat de daders van deze aanslagen gemotiveerd worden door de islam. Immers, zo menen deze niet gelovige apologeten van de islam, de islam is een religie van vrede en tolerantie, wat er ook gebeurt. In de wetenschapsfilosofie wordt deze strategie immunisatie genoemd: geen enkele gebeurtenis zal de aanhanger van dit dogma kunnen overtuigen dat de islam wel degelijk een rol speelt bij de motivering voor terrorisme en dat de islam daarom niet uitsluitend een religie van vrede en tolerantie is. Paul Cliteur merkt op in het voorwoord: “In de ban van een vreemd soort anti-racismediscours worden slachtoffer met daders verwisseld en kan de theoterroristische agenda worden geïmplementeerd door gebrek aan analyse en moed in de westerse wereld.” (p. 9) Een andere reactie van de verwarde intelligentsia is de “eigen schuld dikke bult”-theorie. Door de discriminatie, marginalisatie en vileine kritiek op moslims, kunnen zij niet anders dan terrorisme plegen. – Het opschrijven van deze gedachtegang alleen al vind ik moeilijk. Het is totaal debiel; Paul Cliteur schrijft hetzelfde maar dan netter.

Westerse apologeten van de islam

Laes begint met een proloog met uitspraken van mensen die de aanslagen op Charlie Hebdo bagatelliseren of goed praten, zoals “Ja, maar… ze hebben het wel gezocht, meneer! Ze hadden niet moeten schrijven en tekenen wat ze schreven en tekenden.” Helaas is het niet duidelijk of deze uitspraken letterlijke citaten zijn (er worden geen bronnen vermeld) of dat Laes zelf een medley heeft gemaakt.

Laes gebruikt de term “nuttige idioot” voor de westerse apologeten van het islamisme. Ik begreep echter niet wat Laes bedoeld met “nuttig”: waarom zijn deze idioten nuttig? Paul Cliteur wees mij erop dat de term afkomstig is van Lenin. Lenin bedoelde met de term “nuttige idioten” niet-communisten die het communisme steunden. Het waren, volgens Lenin, idioten, want niet communist; maar nuttig, want ze steunden het communisme. Vanuit het andere kamp werden de westerse apologeten van het communisme aangeduid als fellow travellers. Laes past de term nuttige idioten toe in een andere context. Het zijn dus hier de mensen die het islamisme steunen zonder dat ze moslim zijn. “Vandaag de dag vinden nuttige idioten altijd wel een of andere vergoelijking voor de excessen van religies en in de eerste plaats van de islam.” (p. 103).

De satirische geweldloosheid van Charlie Hebdo

Het pamflet van Laes focust op de aanslag op Charlie Hebdo. Laes laat zien dat de daders niet erg nauwkeurig waren met wie zij vermoorden. Niet alleen werden er redacteuren en tekenaars vermoord, maar ook een bewaker, een politieagent en een onderhoudsmonteur die op dat moment in het gebouw was. Ook bij andere terreuraanslagen zijn de moordenaars niet secuur. Terrorisme gaat om het zaaien van angst en verwarring. Daar slagen de terroristen goed in. Apologeten blijven benadrukken dat het belangrijk is om de kritiek op de islam te matigen om te voorkomen dat er aanslagen komen. Deze apologeten gaan uit van de gedachte dat als er maar niet geprovoceerd wordt dan alles pais en vree is. Maar wanneer is er geen provocatie? Als er helemaal geen kritiek op de islam noch op moslims zou zijn, of pas wanneer we de Westerse levensstijl opgeven?

Het links-anarchistische en atheïstisch satirisch weekblad Charlie Hebdo was tot 7 januari 2015 een blad met een kleine oplage dat geen grote bekendheid genoot. Al was die bekendheid toegenomen na een eerdere aanslag met een brandbom op de redactie. De apologeten die de eigen-schuld-dikke-bulttheorie aanhangen maken een karikatuur van het blad. Zo wordt het blad verweten islamofoob te zijn en een grote aanval op de islam te zijn. Dat is niet zo. Achteraf zou je zelf kunnen zeggen dat ze de islam te weinig hebben aangepakt, omdat de islam juist hun grootste vijand zou blijken te zijn. Niet de katholieke kerk die vaak op de hak werd genomen, maar de islam is het grote gevaar. Laes karakteriseert het blad als volgt: “Het blad strijdt tegen alle vormen van racisme, tegen alle religies, tegen alle discriminaties, tegen extreemrechts, tegen religieus obscurantisme. Charlie Hebdo valt antidemocratische principes aan, totalitaire politiek-religieuze dogma’s, machtige instellingen die volkeren onder de knoet houden, fanatici die geweld en bedreiging gebruiken om hun ideeën op te leggen.” (p. 23)

Twee Franse sociologen hebben de voorpagina’s van de laatste 10 jaar van het blad bekeken. Op 7 van de 523 voorpagina’s, ofwel 1,3 procent, is de islam het onderwerp. Op 38 voorpagina’s gaat het over religie, maar 21 daarvan gaat over het katholicisme. Ook de Franse presidenten Sarkozy en Hollande worden door het blad op de korrel genomen. Echter, beide presidenten nemen het op voor het blad. Deze presidenten staan in de traditie van de Verlichting en ze nemen het aan Voltaire toegeschreven adagium serieus: “Ik ben het niet eens met wat je zegt, maar ik zal het recht om het te zeggen tot de dood toe verdedigen.” De extreemrechtse Le Penns reageren anders op de kritiek die het blad op hun heeft: zij stapten meerdere keren naar de rechter (maar dat is in een liberale democratie de geijkte weg: als je denk dat een uitspraak een overtreding van de wet is, dan kun je naar de rechter stappen). Moslimorganisaties hebben het blad ook aangeklaagd. De knuffelmoslim Tariq Ramadan, die door critici gezien wordt als een wolf in schaapskleren, noemde de dag na de moordaanslagen in Parijs de cartoonisten “laf”. (p. 24)

Niet alleen Islamcritici zijn een specifiek doelwit van de terroristen, ook Joden. Er zijn meerdere aanslagen geweest op Joden door Moslims. Bin Laden heeft olie op het vuur van het islamitische antisemitisme gegooid door constant te spreken over Joodse complottheorieën.

De mythe van de vreedzame en tolerante islam

“Geweld heeft niks met de islam te maken”, deze mantra van politieke correctheid steekt steeds de kop op. Toen ik op tv geïnterviewd werd door twee moslima’s (de Meiden van Halal) zei een van hen: “Maar de islam is een religie van vrede en tolerantie….” Laes verzucht: “Zou de hele meute “ontkenners”; beter weten wat de daders beweegt dan die daders zelf?” (p. 51). Velen zijn er heilig van overtuigd dat geweld heeft niks met islam of zelfs maar met religie te maken. Of we hebben te maken met een geperverteerde versie van religie, een religie die gegijzeld is veroorzaakt door wat het westen/Amerika/ de joden/de islambashers doen. Ook vredelievende moslims hebben een rooskleurig beeld van hun eigen godsdienst: “Waarom herhalen vele vredelievende moslims in West-Europa en elders steeds dat de Islam een religie van barmhartigheid en vrede is, terwijl miljoenen andere moslims, elke dag opnieuw, in naam van datzelfde geloof, allesbehalve vredelievend en barmhartig met hun medemensen omspringen?” (p. 53) “Toch is het al jaren een feit dat er meer moslims sterven door moslimgeweld dan niet-moslims.” (p. 59)

Fobie voor islamofobie

Laes staat uitgebreid stil bij de term “islamofobie”: “Islamofobie wordt gebruikt om iemand in het verdomhoekje te zetten als een oorlogszuchtig en haatdragend individu, een onruststoker, een respectloos mens die het gemunt heeft op de vreedzame en barmhartige religie van eerbare en vrome gelovigen. Islamofoob is hij die beledigt, discrimineert, stigmatiseert. […] Een islamofoob is bovendien een onverbeterlijke racist.” (p. 63) De term islamofobie wordt geplakt op iedereen die wat voor kritiek dan ook uit op de islam en moslims. Het is een effectieve strategie om niet meer naar de inhoud van de kritiek te hoeven kijken. De beschuldiging van islamofobie voldoet om de islam buiten de kritiek te houden: “iemand beschuldigen van islamofobie betekent de doodsteek voor vrije meningsuiting. Een overwinning voor religieuze fundamentalisten.” (p. 63) De term wordt echter niet alleen gebruikt door religieuze fundamentalisten, maar ook door westerse niet gelovige intellectuelen, doorgaans van linkse snit. Laes betoogt dat het wel degelijk rationeel is om bang te zijn voor islamitische fanatici die bereid zijn om de koran en de traditie naar de letter te volgen: “[…] het is allerminst absurd bang te zijn voor mensen die dergelijke passages letterlijk toepassen. Intolerante en gewelddadige gelovigen zijn gevaarlijk, ze bewijzen het elke dag.” (p. 64)

De Deense cartoonisten zijn hun leven niet veilig. Politicus en islamcriticus Geert Wilders leeft al 10 jaar onder permanente politiebeveiliging. De doodsdreigingen van islamitische zijde blijven komen. Er is ook geen twijfel wat er zou gebeuren als de beveiliging van Wilders zou worden opgeheven. De angst voor islamitische aanslagen is niet onterecht. Eigenlijk zouden moslims zelf de grootste “islamofoben” moeten zijn: zij zijn immers het slachtoffer van hun eigen religie, neem de homoseksuelen en de vrouwen en ongelovigen in hun kring. Er zullen vast mensen zijn die racistisch en xenofoob zijn en die angst en boosheid voelen bij elke hoofddoek of moskee, maar het merendeel van de islamcritici heeft dat niet. De redactie van Charlie Hebdo zeker niet: zij streden tegen elke vorm van racisme. Het is wrang dat juist zij beschuldigd worden van islamofobie. Het is de wereld op zijn kop.

Eigen-schuld-dikke-bult

De ex-non Karen Armstrong maakt het het bonst met haar apologie van de islam en de profeet Mohammed. In haar boeken blijft zij betogen dat ondanks alles de islam een vreedzame en tolerante religie is en dat Mohammed een moreel voorbeeld is. Laes citeert uit haar boek In naam van God. Religie en geweld: “Mohammed was waarschijnlijk een van de weinige leiders in de geschiedenis die zijn rijk grotendeels met onderhandelingen opbouwde.” (p. 65) Laes laat zien dat deze uitspraak niet strookt met de feiten en dat Mohammed wel degelijk geweld toepaste en oorlog voerde compleet met het uitroeien van vijanden. In haar analyse van hedendaags religieus geweld zet Armstrong de wereld weer op z’n kop: “Deze nieuwe agressie tegen religieuze minderheden in de natiestaat is voor een groot deel het gevolg van politieke spanningen die voortkomen uit het westerse imperialisme (dat verbonden is met het christendom) en het Palestijnse probleem.” (p. 67).

Armstrong is een aanhanger van de eigen-schuld-dikke-bulttheorie: het westen heeft het geweld zelf over zich afgeroepen. Armstrong spreekt van “nieuwe agressie tegen religieuze minderheden”, maar wat zij niet vermeldt is dat in islamitische landen religieuze minderheden met harde hand worden onderdrukt. In Saoedi-Arabië is de islam verplicht en worden geen andere religies, of atheïsme, geduld. Armstrong lijkt vooral veel haat te hebben tegen het westen. Natuurlijk is het westen niet van smetten verschoond: de beschuldiging van imperialisme is terecht. Maar kan dat een rechtvaardiging zijn voor het neerknallen van een redactie van een tijdschrift, of het afslachten van theaterbezoekers? Armstrong is volkomen geschift.

Radeloze verontwaardiging

Laes vraagt zich, haast radeloos, af hoe het toch mogelijk is dat “het progressieve deel van de bevolking van West-Europa en Noord-Amerika […] selectief blind en doof zijn wanneer het gaat om de uitwassen van de islam.” (p. 68) Een antwoord heeft hij daar niet op. Met zijn pamflet wil hij de “nuttige idioten” uit hun omgekeerde wereldbeeld halen. Religies hebben een enorm geweldspotentieel – zoals Paul Cliteur betoogt in zijn boek Het monotheïstische dilemma (2010) over de drie abrahamitische religies. Maar dat geweldspotentieel wordt door de apologeten met Armstrong als kampioen in alle toonaarden ontkend.

Zonder god geen blasfemie

Blasfemie is een woord dat geen betekenis heeft voor atheïsten. Immers, er is geen god, dus god kan ook niet beledigd worden. Wel kunnen de aanhangers van een religie beledigd worden en deze hebben vaak behoorlijk lange tenen. De atheïst Laes schrijft: “Nu kan een enkele atheïst wel zeggen dat blasfemie niet bestaat, miljoenen en miljoenen intolerante gelovigen voelen zich zwaar beledigd en diep gekwetst door uitspraken of tekeningen die betrekking hebben op hun geloof en die zij ervaren als godslastering.” (p. 75).

Het probleem is niet dat er mensen zijn die zich gekwetst voelen. In een open samenleving loop je het risico dat je diep gekwetst wordt door uitingen van mensen, dat is de prijs van de vrijheid. Daar moet je mee leren omgaan. Dat is wat leerlingen in het onderwijs moeten leren. Wat het echte probleem is dat mensen (en in concreto moslims) bereid zijn geweld toe te passen wanneer zij zich beledigd voelen. Er zit een enorm geweldpotentieel in de islam: zo blijken er tal van moslim(mannen) bereid te zijn om islamcritici als Ayaan Hirsi Ali en Geert Wilders te willen vermoorden. En dat is verontrustend. Ook het feit dat er tal van westerse moslims bereid zijn om zich aan te sluiten bij die verschrikkelijke, gruwelijk IS is verontrustend. Vooral als deze mannen dan weer (terug) komen in onze samenleving.

De boksende paus

Het is tekenend om de reactie op de aanslag op Charlie Hebdo van de op handen gedragen paus Franciscus in herinnering te brengen. Franciscus begint met een politiek correcte algemenisering: “Doden in naam van God is een aberratie.” Maar dan komt de “ja, maar”: “Maar men mag het geloof van anderen niet beledigen.” En hij voegt daar nog een persoonlijke dreiging met geweld aan toe: “Als een vriend slecht spreekt over mijn moeder, moet hij zich aan een vuistslag verwachten.” (in Laes, p. 78). De paus dreigt hier zelf met geweld in het geval zijn moeder wordt beledigd. Hiermee laat hij zien dat hij de grondslag van de open samenleving niet heeft begrepen: Alles mag, behalve toepassen van en dreigen met geweld. Je mag boos worden als iemand iets lelijks over je moeder zegt, en als die persoon het te bont maakt kun je naar de rechter stappen met de beschuldiging van laster, maar nimmer mag je eigenrichting plegen. Met die laatste toevoeging lijkt Franciscus te impliceren dat het logisch is dat mensen terugslaan, in dit geval met Kalasjnikovs, wanneer zij zich beledigd voelen. Ik verbaas met over het respect dat ook ongelovigen of andersgelovigen hebben voor de paus, die nog steeds tegen het homohuwelijk en abortus is.

Intolerantie is een kenmerk van religie. Het komt in alle religies voor. Dat dat niet alleen maar ver weg en lang geleden is blijkt uit een voorbeeld dat Laes aanhaalt. De filosoof Baruch de Spinoza werd in 1656 beschuldigd van blasfemie door de Joodse gemeente in Amsterdam en geëxcommuniceerd. In 2009 merkt de Amsterdamse opperrabbijn Binyomin Jacobs hierover op: “Hij heeft zijn denkbeelden toch nooit bijgesteld?”

“Karikaturen zijn de maatstaf voor vrijheid en vrije meningsuiting. We staan er dus slecht voor, vandaag, in West-Europa en elders, want een karikatuur tekenen over een religieus onderwerp is – opnieuw – levensgevaarlijk.” (p. 82) En wat gaan we daar aan doen? Gaan we toegeven aan de terreur en censuur en zelfcensuur invoeren of koesteren we de vrijheid van expressie? Als we voor dat laatste kiezen zullen we ons moeten inspannen. Hoe veel mensen zijn bereid niet toe te geven? De vrijheid staat onder druk. Laes eindigt zijn pamflet met een krachtige oproep: “Achteloos vergeten vele Europeanen dat vrijheden en rechten nooit definitief verworven zijn. Dat democratie steeds opnieuw verfijning en verdieping eist. Dat vrije meningsuiting, zonder grenzen, zonder beperkingen, het kader biedt om op te komen voor alle rechten en vrijheden en om ze uit te oefenen. […] De vrije en open samenleving mag niet terugplooien in angst. […] Vrije meningsuiting, dus ook, godsdienstkritiek, blasfemie en spot maken onverkort deel uit van de samenleving waar wij – in West-Europa en Noord-Amerika voornamelijk – al eeuwen aan bouwen. Wie daar niet mee kan leven, moet dat maar leren, hier en nu. […] “ (p. 94) Of vertrekken. Laes laat er geen gras over groeien: “Als het over vrije meningsuiting gaat, is er geen maar. Oproepen tot geweld kan natuurlijk niet. De goede naam, de reputatie van een medemens door het slijk halen ook niet. Maar verder, binnen dit kader, geen gemaar.” (p. 97) En het is achteraf aan de rechter te bepalen of er sprake was laster of oproep te geweld.

Leren omgaan me belediging

De vrijheid van expressie kan pijn doen. Daar moet je mee zien te leven. “Wie geschokt is, heeft daarom niet meer rechten dan wie geamuseerd is.” (p. 98) Wat de ene persoon shockerend vindt, vindt een ander amusement. In een open samenleving mag alles, zolang je anderen geen geweld doet. Dat er gelovigen zijn die niet om kunnen gaan met voor hen beledigende opmerkingen zijn volgens Laes een “kanker voor de samenleving”. (p. 98) “Dit is een strijd tegen obscurantisme, tegen religieus fanatisme, tegen intolerante gelovigen. Voor mensenrechten en democratie. Voor alle individuele mensen die samen de Volken van de Verenigde Naties vormen.” (p. 101)

Is dit de nieuwe vrijheid van meningsuiting zoals Pierre Beaumarchais schrijft in zijn toneelstuk Le Mariage de Figaro (1778):

“In zoverre ik het in mijn geschriften niet heb over het gezag, niet over het geloof, niet over de politiek, niet over de moraal, niet over de personen die er toe doen, niet over de financiële instellingen, niet over de opera, niet over andere opvoeringen, niet over mensen die aan iets vasthouden, kan ik mij vrij uitdrukken, onder het toezicht van twee of drie censoren.”