10 jaar na Fortuyn: Rotterdam sluit de luiken

26-04-2011 14:00

Wie mocht denken dat De Balie te Amsterdam het summum van links intellectuele incest is, die moet, voor de grap, eens door de bundel Het beste van De Unie in debat bladeren. Voor de leken onder u: De Unie is het Rotterdamse equivalent van De Balie en presteert het, zo blijkt uit de bundel, om de hoofdstad te overvleugelen in leeg gebabbel, taalkundige schroothopen en quasi-filosofisch gestumper. In één van de weinige redelijk leesbare bijdragen in het boekwerkje, die van NRC-columnist Bas Heijne, wordt, overigens zeer terecht, geconstateerd dat Rotterdam anno 2011 “het brandpunt” is van de wrijving tussen de “culturele elite” en “de autochtonen die stelselmatig zijn genegeerd”. Met andere woorden: debat (ontlading!) zou hier dringend gewenst zijn.

Hoewel het poldermodel mij allesbehalve komt aanwaaien, is het interessant om toch, vanuit een vreedzaam en verzoenend standpunt, naar deze bundel te kijken. Om vervolgens te moeten constateren dat De Unie en De Rotterdamse Kunststichting met het boekwerkje elke opening naar een debat of dialoog tussen uitgerekend de “elite” en de “genegeerde autochtonen” vakkundig dichtplempen. Zo krijgt opperchagrijn Möring weer eens alle ruimte om zijn afschuw uit te spreken over de stad die eind jaren ’80 cultureel nog “zo veelbelovend” was, maar nu tijdens allerhande festivals wordt overspoeld door wat hij noemt “mensen uit de provincie”, hetgeen Mörings is voor oninteressante proleten die het literaire vioolconcert in zijn hoofd met hun “anti-elitaire retoriek” dagelijks komen verstoren. Zou zo’n man zelf nou niet eens gaan denken – na een zoveelste riedel over ‘het cultureel klimaat’ en de gemeente die dat natuurlijk tot in het oneindige financieel voor hem moet faciliteren – dat hij eigenlijk een soort blèrende kleuter is die jaar na jaar blijft roepen dat de plaatselijke cultuursector, zeg maar zijn eigen ballenbak, op kosten van de belastingbetaler moet worden opgefrist? Het is trouwens maar goed dat “genegeerde autochtonen” zo’n essaybundel met geen vinger aanraken, want als ze dat wél zouden doen en de strekking van Mörings pleidooi voor het etnisch “cleansen” van provincialen onverhoopt ook nog eens zouden begrijpen, dan vreesde ik ernstig voor zijn veiligheid.

Tariq Ramadan
Maar Möring is zeker niet de enige misantropische intellectueel in de bundel, die met zijn rug naar de stad staat en voor zich uit mompelt. Ook de bewierookte socioloog Willem Schinkel trekt de hele trukendoos van het vleesloze academisme open. Wie zijn loopbaan een beetje volgt, komt algauw tot de kernvraag, namelijk: of je, in de wereld van de sociale wetenschappen, per strekkende meter onbegrijpelijkheid naar de top zweeft? (Zijn hele betoog is rijp voor een grammaticale en semantische analyse, maar dat zou hier te ver voeren.) Je kunt er lacherig over doen. Maar geabstraheerde zweefteven als Schinkel zijn de moralistische aanjagers achter discussies “over het functioneren van de media”, die ik soms in Rotterdamse achterafzaaltjes heb bijgewoond en waar de anderhalve journalist die hier nog een redelijke boterham verdiend wordt gekapitteld over “niet gebalanceerde” berichtgeving. Niet voor niets was Schinkel één van de felste verdedigers van Tariq Ramadan, de door de gemeente aangestelde bruggenbouwer waarover Hugo Borst ooit, terecht, schreef: “Als je in Rotterdam niet weet hoe je ‘klootzak’ of ‘kanker’ moet zeggen, vallen er weinig bruggen te bouwen.” Om je toch even van Schinkels’ waanzin te laten proeven de nu volgende quote: “Dat observeerbaar maken geldt naar buiten toe, maar ook naar binnen toe. Want het integratiedebat heeft betrekking op het binnenste gekeerd zijn van ‘onze’ identiteit, op het binnenstebuiten gevouwen zijn van onze huls die ‘samenleving’ heet.” Nou ja, van dattum, dus…

Islamdebatten
Al met al is deze bundel het levende bewijs dat subsidie en georkestreerd debat synoniem zijn geworden voor het hinderen of frustreren van de dialoog, niet voor het aanjagen ervan. Sterker nog: ondanks de titel (Het beste van De Unie in debat) is er op geen enkele plek in de bundel sprake van debat! Elke doctor of professor, tuk op aandacht, poept doodleuk zijn eigen straatje vol, met zijn eigen doctrinetje of ideologietje, en de gemeente Rotterdam zegt na de laatste punt, serviel: “Dank u dat u het Rotterdamse debat hebt gevoed.’ Op het stadhuis zijn ze vermoedelijk vergeten dat je voor een debat op z’n minst twee visies nodig hebt, twee toekomstscenario’s, twee interpretaties van de werkelijkheid. (Zie de eerdere fopspeen van de “islamdebatten”!) Het denken tout court begint, feitelijk, pas bij het getal twee: zit het zus of zit het zo? Des te beschamender dat er door de hele bundel nul ruimte wordt vrijgemaakt voor de andere stroming, die van de Leefbaren. Niet zomaar een club loslopende rebellen, maar een bloeiende partij met een substantiële aanhang, die al jaren bezig is de puinhopen van het PvdA-bastion op te ruimen dan wel in te perken. Maar als ik de bewindvoerders van deze bundel goed begrijp, is deze partij niet in staat tot denken. Al kan ik me ook voorstellen dat geen “leefbare” politicus interesse had om tussen genoemd gezelschap als excuustruus voor de bundel op te treden.

YEP
Laat ik positief eindigen. In het gunstigste geval is Het beste van De Unie in debat de laatste ademstoot van een voorbije generatie, die het niet gewend is om op internetfora of via de chat of het reactiepaneel gecorrigeerd te worden. (In één Voetnoot van Arnon Grunberg zit meer debatstof dan in deze honderd pagina’s academisch gezwam.) Gelukkig laat de Rotterdamse schrijver Ernest van der Kwast (1981) zien hoe het óók kan: met een prachtig (zij het zeer kort) portret van Tineke Speksnijder, de eigenaresse van café De Schouw, die én tussen het geletterde artiestenvolk bivakkeert én de ellende ziet van nachtelijk en verslonsd Rotterdam. En gelukkig hebben we ook nog Arjan Erkel (1970), de Arts-Zonder-Grens die, helaas, niet voor de bundel is uitgenodigd, maar met zijn boek over de YEP (Young Ethnic Professional) de ‘onderstromen’ van het multiculturele Rotterdam treffend in kaart brengt. Omdat zij (nog)geen kasteel rond zichzelf gebouwd hebben, hun inspiratie (deels) van de straat halen en tevens welbespraakt zijn, zie ik met hen in ieder geval de mógelijkheid dagen tot het begin van een debat.

Linkse boekhandel
Tot slot: voor zo’n bundel als ‘Het beste van De Unie in debat’ – een vorm van georganiseerd poseren in een spiegelpaleis – zou je, éénmalig, zo’n linkse boekwinkel uit de jaren ’70 moeten heroprichten (luisterend naar de naam Proletariaat of Morgenrood), waar altijd, naast de schots en scheve boekenkasten met de verzamelde werken van Lenin, Engels en Marx, een stoffig hoekje met spinnenwebben te vinden was. Deze keutel lijkt van A tot Z in elkaar te zijn gedraaid om in dat stoffige hoekje te worden gedropt. En wie zijn wij om niet hartstochtelijk aan die bedoeling toe te geven? Huppaké! Opgeruimd staat netjes!

Hans van Willigenburg is schrijver, dichter, journalist en writing coach. Hij vraagt zich nog steeds af waar en wanneer precies de sociaal-democratie van een instrument ten bate van verliezers is veranderend in een banenmachine voor winnaars.