Column

De eenzame drinker

08-06-2012 16:03

De eenzame drinker komt altijd onopvallend binnenwandelen. De barman begroet hem, hij groet chagrijnig terug. De man gaat op zijn vaste barkruk zitten, in het hoekje. Zodat hij iedereen in de gaten kan houden, zodat hij ziet wanneer een andere eenzame drinker binnenloopt. Hij bestelt een zwaar biertje en kijkt onzeker om zich heen. Alsof hij op een blind date wacht en zichzelf nog wat moed indrinkt. Voor een praatje is hij nog te nuchter. Hij moet nog loskomen. De eenzame drinker geeft nog geen fooi. “Dat is geldverspilling”, zou hij denken. “Het personeel wordt gewoon betaald om mijn biertje te tappen. En het bier is al duur genoeg.” Voor een eenzame drinker is het bier altijd duur genoeg.

Het barpersoneel komt in dit stadium altijd te laat met de vraag of de eenzame drinker nog iets wil bestellen. Hij drinkt snel. Terwijl de barman andere gasten aan het helpen is, roept hij om nog een biertje. Alsof hij de momenten uitkiest waarop de bediening bezig is met afrekenen, tafels poetsen of aanvullen. Wanneer het personeel niets staat te doen en zich afvraagt of de eenzame drinker nog iets wil, kijkt hij naar buiten. Alsof hij een huis ziet branden. De eenzame drinker heeft altijd meer dan vijftig euro in zijn portemonnee; verse briefjes, zojuist getapt uit het pin-automaat om de hoek. Het is niet dat hij daar morgen boodschappen van gaat doen. Dit is het budget voor deze avond. Hij zal niet stoppen voordat zijn geld op is. Elk biertje moet meteen worden afgerekend. Want telkens een klein bedrag betalen is minder afschrikwekkend dan een dikke rekening, met nota bene zijn eigen naam erop. In nuchtere staat weet hij dat hij zal gaan discussiëren over het hoge bedrag, in dronken toestand is hij er van overtuigd dat het café te veel biertjes heeft aangeslagen. Daarom neemt hij voorzorgsmaatregelen.

De tripels slaan aan, hij komt wat losser. Een beetje fooi kan er wel vanaf, denkt hij. Twintig cent, dat kan geen kwaad. Smalltalk-tijd is begonnen; de eenzame drinker vraagt voorzichtig of de barman op de hoogte is van het laatste nieuws. Een tsunami in Azië, een crisis in de VS, of de dood van een celebrity. Alles vindt hij wel belachelijk. Als je hem zou vragen wat er door hem heen ging toen zijn eerste baby werd geboren, zou hij roepen: “Belachelijk.” Hij vraagt hoe de barman heet, hij wordt amicaal.

Eenzame drinker nummer twee komt binnen. De twee begroeten elkaar niet. Ze ontwijken elkaar’s blikken. Pas als eenzame drinker nummer twee genoeg op heeft, raken ze met elkaar aan de praat. De twee hebben elkaar wel vaker gezien in dit café. Elke keer zijn ze dronken een gesprek begonnen. Maar ze weten allebei niet wat er toen is gezegd, hoe ze denken over de standaard-onderwerpen waar ze elke keer over praten.

Na een uur gaan ze samen roken, geven ze elkaar rondjes, beginnen ze te lachen, te schreeuwen, te juichen, te plassen, te stotteren en te wankelen. De barman krijgt steeds meer fooi. “Alsjeblieft jongen, je moet er hard voor werken”, roept er een. En dan is het tijd voor de laatste ronde. En die is voor de twee heren altijd veel te vroeg. “Twee uur ’s nachts, dat zijn toch geen tijden”, roept de ander. Samen bestellen ze nog wat bier en daarna vertrekken ze. Dooie biertjes blijven achter op de bar.

Het volgende weekend komt de eenzame drinker weer binnenlopen. Hij herkent de barman niet meer. “Hallo”, roept hij nors. “Een biertje.”