Feuilleton: 50.03640/19.18092 (deel 1)

04-08-2010 14:00

U bent inmiddels bekend met het feuilleton The Ana-files. Daan van Maurick vroeg ons of hij de eerste zetten van zijn faction-roman over het leven van parlementair verslaggever Victor Baarn mocht publiceren op DeJaap. Wij hebben ja gezegd met de toezegging dat het dan óók een feuilleton moest worden. Iedere week een stuk dus. Een politieke thriller over Geert Wilders is ons beloofd, we gaan het zien. Nu deel 1; het voorwoord. ‘Tante Grace recht de rug, wat haar door haar ziekte veel inspanning kost maar je ziet het er niet aan af, en ze zegt: Koninklijke Hoogheid, hoe maakt u het? Om daar aan toe te voegen: Hallo Bernhard!’

Voorwoord
Zijn herinneringen van een jochie van vier jaar oud valide? Ik vind van wel. Zo kan ik mij de eerste keer dat ik Frank Sinatra hoorde zingen nog scherp herinneren. Ik zit beneden in de salon, de radio staat aan. Ik hoor een roep of eigenlijk een schreeuw van boven. Mijn vader springt op uit zijn stoel en snelt in de richting van de schreeuw. Even staat de wereld stil. Wat er gebeurt, begrijp ik niet volledig maar Het Is Belangrijk. Even daarna zie ik mijn ouders naar beneden snellen. Mijn vader roept: ‘Victor, we zijn zo terug!’ De voordeur slaat dicht. Ik richt mij op, de pootjes waren nog kort, en zie, mij vastklampend aan de vensterbank, mijn ouders wegrijden in de wagen.

Ondanks dat de radio aan staat is het stil. Maar heel even. Want opeens hoor ik een rauwe en doorleefde stem de woonkamer vullen; hij zingt ‘New York, New York. Start spreading the news’. Nadat het nummer is afgelopen zegt de omroeper: ‘Dat was Frank Sinatra, nu volgt het radionieuws verzorgd door het ANP.’ Het is elf uur ’s morgens, zaterdag 13 september 1980. Ik ben vier jaar oud.

Het probleem van het opschrijven van herinneringen van voor het tiende jaar is: heb ik (1976) het echt meegemaakt? Of is het een beeld dat je voor je ziet, geluiden die je elders hebt gehoord, iets wat je gedroomd hebt? Nee dus, want die zaterdag, iets na twaalf uur ‘s middags, baarde mijn moeder haar tweede zoon, mijn broertje. En dat is een feit.

Waarom deze inleiding? Om de volgende herinnering te kunnen valideren die minstens een jaar voor de eerste tonen van Sinatra moet hebben plaatsgevonden.

Tante Grace had het minstens drie keer gezegd: ‘Rechtop zitten, als de Prins je een handje geeft zeg je: hoe maakt u het? Daarna weer zitten en kop houden.’ Ik had geen idee wie De Prins was.

Maar ik had de Sachertorte al zien staan. Die kwam bij tante Grace alleen op tafel tijdens één jaarlijks terugkerend speciaal moment: Nieuwjaarsdag. De televisie ging dan ’s morgens rond een uur of elf aan en dan zag ik, vers gearriveerd, grondig gedoucht en de zondagse kleding aan, een gekromde man, niet in een rolstoel maar hij deed toch denken aan tante Grace, de pijn spatte namelijk van zijn gezicht, voor een orkest staan. Later begreep ik dat het Herbert von Karajan was, zich niet weerhoudend door helse rugpijnen en met behulp van een speciaal voor hem geplaatst hekje in de eeuwenoude muziekzaal om tegen te leunen, het traditionele Nieuwjaarsconcert dirigerend in de Gouden Zaal van de Wiener Musikverein. Voordat de Radetzky Mars zijn vrolijke aanvang nam, kwam in Wenen de grote waaier omhoog met de tekst ‘Prosit Neujahr!’ Het dienstmeisje van tante Grace droeg op dát moment altijd een zilveren schaal binnen met daarop eveneens zilveren bekers gevuld met een zoete rode en warme drank die mij rozig maakte: glühwein kon ik het pas jaren later benoemen. Deze godendrank deed zéker geen afbreuk aan het ritmisch meeklappen met al die ándere nette mensen in het verre Wenen.

Sachertorte dus. Ik zit aan de eettafel, de deurbel gaat. Mijn tante, het was eigenlijk mijn oud-tante, de zuster van mijn grootmoeder, staat op uit haar rolstoel. Dat is bijzonder, tante Grace kan namelijk nauwelijks lopen. Haar handen zijn niet meer dan krampachtig samengeknepen knokkels waar het wit van afspat, verder een broos lichaam gekluisterd aan een rolstoel. Toen de eerste klachten eind jaren zestig de kop opstaken had ze, na het lichamelijk onderzoek en de uitslagen van de onderzoeken binnen waren, aan de huisarts gevraagd: ‘Dokter, is het kanker?’ De huisarts schijnt toen even stilgevallen te zijn en zei toen: ‘Neen mevrouw, het is erger. De pijn is hetzelfde, maar u zal er niet aan overlijden. Het is reuma.’

Ik zie de Sachertorte op tafel staan en de deurbel gaat. Tante Grace staat op, schuifelt richting voordeur, in haar kielzog het dienstmeisje. Ik sluip achter hen aan, het dwingende bevel in de wind slaand. Het dienstmeisje is, uiteraard op haar kenmerkende bescheiden manier, sneller dan tante en doet de deur open.

Terwijl tante Grace de hal binnenkomt stelt de adjudant zich al voor, onderwijl een diepe buiging makend. De voordeur staat nog open, ik kan net de imponerende motorkap zien van de mosgroene sportwagen die op het trottoir staat geparkeerd. Adjudant is overigens het verkeerde woord: Hans Teengs Gerritsen ziet er uit als mijn grootvader; een overduidelijk Italiaans gesneden krijtstreeppak, een anjer domineert de plek waar normaal het pochet zit. Kleine voeten in glimmende schoenen, smalle heupen, dan een indrukwekkend torso met immens brede schouders. Een zorgvuldig gecoiffeerd kalend hoofd daarboven. ‘Dag Grace, hoe maak je het?’ Voordat mijn oud-tante wat terug kan zeggen treedt HIJ binnen, Teengs Gerritsen springt in de houding. Strak naar achteren gekamd haar, daaronder grijzende slapen, een pilotenbril voor de ogen. Hij glimlacht. ‘Old soldiers never die!’ roept de Prins, onderwijl zijn zonnebril verwisselend voor één van hetzelfde model maar dan met transparante glazen. Tante Grace recht de rug, wat haar door haar ziekte veel inspanning kost maar je ziet het er niet aan af, en ze zegt: ‘Koninklijke Hoogheid, hoe maakt u het?’ Om daar aan toe te voegen: ‘Hallo Bernhard!’

De Prins ziet het schuchtere jongetje bij de trap staan, loopt op mij af en buigt zich voorover. Hij knijpt in mijn wang en zegt: ‘Dag jongen!’ Ik bloos maar weet niet waarom, prevel ‘dag meneer, hoe maakt u het?’ en ren terug naar de tafel in de salon. Ik klim op mijn stoel en concentreer mij op de Sachtertorte.

Mijn naam is Victor Baarn. En dit is mijn verhaal.