Column

Feuilleton: The Ana-files (38)

18-05-2010 14:00

Er staat een schaaltje pinda’s op de bar. Grote, gele pinda’s, glimmend van het vet. Dat zijn 593 kilocalorieën per 100 gram, weet ik uit mijn hoofd. Een gemiddelde vrouw heeft 2000 kilocalorieën per dag nodig. Omgerekend is dat ongeveer 11 handjes pinda’s. Per dag. Rondom het schaaltje staan drie glazen bier (80 kilocalorieën per stuk) en een witte wijn (70 kilocalorieën). Ik houd eigenlijk niet van drinken dat calorieën bevat. Dat vind ik zonde. Dus drink ik extra langzaam, terwijl ik ondertussen dappere pogingen doe het gesprek enigszins te volgen. Je denkt rare dingen als je nerveus bent.

Dubbelleven
Terwijl mijn vrienden lachend sterke verhalen en vermakelijke anekdotes opdissen, probeer ik voldoende moed te verzamelen om het gesprek te onderbreken. Over vijf minuten moet ik. Nee, doe anders maar tien. Vijftien kan ook nog wel. Of een half uurtje. Zo blijf ik uitstellen. Omdat ik eigenlijk niet durf. Ik reis lachend helemaal alleen naar de andere kant van de wereld, overleef zonder al te veel stress een twee weken durend ziekenhuisverblijf in het buitenland en fiets ’s nachts zonder te aarzelen door donkere steegjes, maar de waarheid vertellen? Dat vind ik doodeng.

En dan, voordat er weer een avond geruisloos voorbij is gegaan, doe ik het toch. ‘Weet je nog dat we het een tijdje geleden hadden over The Ana-files?’ vraag ik. ‘Die schrijf ik’. Heel even blijft het stil. ‘Maar hoe kom je dan aan die verhalen?’ vraagt vriend M. verward. Opgelucht barst ik in lachen uit. ‘Hoe ik aan die verhalen kom? Dat is mijn leven,’ antwoord ik grijnzend. Als de eerste schrik eenmaal is weggeëbd, herpakt hij zich. Kort praten we erover verder, daarna gaan we terug naar de orde van de dag.

De volgende ochtend vind ik een e-mail in mijn inbox. Van M., die zich verontschuldigd voor zijn – wat hij noemt – onnozele eerste reactie. Als hij iets voor me kan doen, moet ik het maar zeggen, drukt hij me op het hart. En nee, zijn beeld van mij is heus niet veranderd. Vriendin A, de tweede op wie ik mijn biecht probeer, reageert min of meer hetzelfde. Dat is prettig, want de grootste horde moet nog worden genomen. Mijn collega’s.

De waarheid
Het afgelopen jaar heb ik me op het werk aardig staande weten te houden. Therapie heette thuiswerken of doktersbezoek. Niemand vond dat verdacht, niemand zette vraagtekens bij mijn regelmatige afwezigheid. Dat dacht ik tenminste. Maar nu ik in plaats van drie uur per week twee hele dagen ‘aan mijn herstel’ ga werken, worden de leugentjes om bestwil wel erg ingewikkeld. Daar heb ik geen zin in, dus is het tijd voor de waarheid. Hoe zeer ik daar ook tegenop zie.

Op zomaar een dinsdagmiddag is het zover. In een vlaag van verstandsverbijstering besluit ik dat het nu moet gebeuren. Mijn verzoek om even gezamenlijk aan tafel te gaan zitten, wordt met verbazing en opgetrokken wenkbrauwen begroet. Tergend langzaam komt iedereen achter zijn computer vandaan. ‘Schiet nou op, straks durf ik niet meer,’ schreeuw ik in mijn hoofd. Wanneer iedereen eindelijk is verzameld, ga ik van start. Halverwege de eerste zin moet ik al huilen. Maar ik praat door. En het valt mee. Er zijn tranen en bemoedigende glimlachjes. Niemand is verbaasd, niemand lacht. In plaats daarvan krijg ik complimenten, steun en vijftien paar uitgestoken handen.

Maar zo werkt het natuurlijk niet. Ik ben niet stoer, ik ben niet dapper, ik ben niet sterk. Ik ben bang. Maar na 16 jaar vruchteloos wachten, heb ik het eindelijk begrepen. Niemand kan me redden. Dat moet ik zelf doen.

Kijk hier voor een overzicht van eerdere Ana-files.