Column

Leve het cultuurrelativisme!

23-03-2012 14:00

Taboes zijn dingen die je niet hoort te zeggen. We horen de laatste jaren heel veel over taboes – dan heeft er weer iemand van wakker Nederland iets doms bij elkaar gezwateld, over de islam, over vreemdelingen of de linkse kerk, en dan wordt daarop gereageerd, al dan niet met argumenten, en dan heet het plots dat de domme zwatelaar een ‘taboe’ geraakt heeft. Taboe is de ideale stoplap voor een discussie die je inhoudelijk dreigt te verliezen: je gaat gewoon heel hard roepen dat de ander vindt dat je iets niet mag zeggen, en niemand heeft het nog over de inhoud. Het gaat dan alleen nog over de vermeende politieke correctheid en tunnelvisie van diegenen die het wagen iets tegen het gezwatel in te brengen. Hoe durven ze ook, hè. De fatsoensfascisten. De moralfags.

Toegegeven, tien jaar terug was dat wijzen op linkse taboes lang zo onzinnig nog niet. Ja, er waren dingen die je omwille van de politieke correctheid niet zomaar kon zeggen, en ja, het was zinnig, doch niet per se prettig, dat er mensen opstonden die dat aan de kaak stelden. Ze gaven daarmee stem aan velen. Inmiddels zijn we een decennium verder en zijn de oude taboes simpelweg vervangen door nieuwe taboes. Ze zijn tegenwoordig alleen niet links meer, maar rechts.

Provinciaal rechts heeft met veel bombarie de kosmopolitische hegemonie van ‘links’ doorbroken en deelt nu de luid roepend de bekrompen lakens uit. Het is een te heet gewassen wereldbeeld dat evenveel onwrikbare waarheden en taboes telt als het wereldbeeld waartegen men ooit ageerde, alleen is alles nu omgekeerd: de multiculturele samenleving is niet goed, maar slecht, en cultuurrelativisme is niet nastrevenswaardig, maar verwerpelijk. Denkt u maar even na over uw reactie op het lezen van de titel van dit stuk.

Stropoppen galore
Het probleem is alleen dat doorgeschoten rechts een visie op cultuurrelativisme en de multiculturele samenleving verwerpt die op links bij lange na niet door iedereen gedeeld wordt. Het is een klassiek stropop-verhaal: je vervormt het verhaal van je tegenstander zodanig dat het een bizarre, onhoudbare visie op de werkelijkheid lijkt, en vervolgens schiet je die met argumenten aan flarden. Zo wordt ‘cultuurrelativisme’ door de wakkeren immer gedefinieerd als ‘alle culturen zijn gelijkwaardig’.

Weinigen op links delen die definitie, al is het alleen maar omdat zij in lijnrechte tegenspraak is met de universele verklaring van de rechten van de mens die juist door de progressieven in vrijwel alles als leidraad wordt gehanteerd. Je kan niet tegelijkertijd vinden dat alle culturen gelijkwaardig zijn en dat er universele rechten zijn die voor iedereen zouden moeten gelden. Als je tegelijkertijd de rechten van de mens omarmt en het cultuurrelativisme een warm hart toedraagt, zie je dat laatste dus blijkbaar als iets anders – en dat is voor velen ook zo.

Cultuurrelativisme is in de grond niets meer dan dat je je realiseert dat het verrekte lastig is volledig objectief over andere culturen te oordelen omdat je in je zicht op het andere sterk beïnvloed wordt door je eigen cultureel ingebakken waarden en normen. Een impliciete oproep tot bescheidenheid en terughoudendheid, maar beslist geen oproep tot nihilisme.

Provincialisme of nihilisme?
De discussie over cultuurrelativisme wordt onder antropologen al een eeuw gevoerd, en wat we in het maatschappelijke debat terugzien is niet meer dan een slap aftreksel van wat er door specialisten gezegd wordt. In feite is wat de beroemde antropoloog Clifford Geertz in 1984 reeds zei over de hele discussie nog steeds waar:

De – zo genoemde – relativisten willen dat we ons druk maken over ‘provincialisme’ – het gevaar dat onze waarnemingen afgestompt worden, ons intellect wordt tegen gehouden en onze sympathie vernauwd wordt door de overgeleerde en overgewaardeerde aannames van onze eigen maatschappij. De – zelfverklaarde – anti-relativisten willen dat we ons druk maken, en druk maken, en druk maken, alsof ons bestaan ervan afhangt, over een soort spirituele chaos, een warmtedood van het denkvermogen, waarin alles zo significant, en dus net zo betekenisloos is, als al het andere. Anything goes.

Geertz voegde daar nog aan toe dat hij het risico bij de anti-relativisten op ‘provincialisme’ veel hoger inschatte dan het risico bij de relativisten op nihilisme. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft. Cultuurrelativisme sluit niet uit dat je de westerse cultuur beter vindt dan alle anderen, maar dwingt je wel om dat te doen op basis van een kritische vergelijking en in het volle besef van je eigen mogelijke kortzichtigheid.

Absolutisme of relativisme?
Met cultuurrelativisme is dus helemaal niets mis, al was het alleen maar omdat de enige andere optie – cultuurabsolutisme – is dat ieder zijn eigen cultuur kritiekloos als normaal aanneemt. Dat is in een kosmopolitische wereld waar culturen zo dicht bij elkaar leven simpelweg geen optie. Cultuurrelativisme is geen vaag ideologisch beladen standpuntje waar je voor of tegen kan zijn, het is de smeerolie van een wereld waarin afstanden niet meer bestaan.

Absolutisme, niet relativisme is de grote vijand van onze westerse maatschappij, en waar cultuurabsolutisme in extremis toe kan leiden weet men in New York, Madrid, Londen, Oslo en Toulouse inmiddels maar al te goed. Breivik en Atta zijn twee zijden van dezelfde munt. Dat iemand als Theodor Holman dergelijk absolutistisch gedachtegoed in wezen deelt is een vrije keuze die je gelukkig in Nederland kan en mag maken. Maar het is wel een heel onverstandige en behoorlijk wereldvreemde keuze.