U kent het vast wel, Twitter, de website waar iedereen kan vertellen wat hij aan het doen is. De vraag ‘what are you doing?’ moet in 140 tekens beantwoord worden. Duizenden mensen hebben de site al ontdekt en volgen er hun vrienden, kennissen of bekenden, en vertellen aan hun eigen volgers wat ze aan het doen zijn.
Sinds Maxime Verhagen op Twitter 20.000 volgers bijeen wist te krijgen die zich dagelijks op de hoogte stellen van zijn vergaderingen, reizen, standpunten en andere wetenswaardigheden, hebben ook andere politici Twitter ontdekt. Het levert een boel informatie op die we anders niet hadden gekregen.
Europarlementariër Sophie in ‘t Veld debatteert vanochtend met Gerard Spong over stellingen over privacy, Trots op Nederland in de gemeente Zuidplas meldt dat jongeren de toekomst zijn en verantwoordelijkheid moeten krijgen, een VVD-Raadslid uit Den Haag is onderweg naar een campagnebijeenkomst en Femke Halsema wijst ons op een schrijfsel van mede-Kamerlid Tofik Dibi in de Volkskrant.
Het is maar dat u het weet. Het behoeft weinig uitleg dat al deze informatie volstrekt zinloos is: niemand zit op al deze korte berichten te wachten want niemand leest ze. D66-Kamerlid Boris van der Ham twitterde ooit iets over de begroting, en ik twitterde dat Boris volgens mij niet kan rekenen. Een andere D66-er twitterde meteen dat ik wel ‘@borisham’ moest toevoegen, anders kon Boris het niet lezen. Ik twitterde terug dat dat me weinig interesseerde, en vroeg haar wie volgens haar mijn, haar of Boris’ tweets echt lezen. Geen antwoord.
Boekestijn
Twitter maakt dit soort interactie mogelijk, dus politici met veel volgers kunnen hun lol niet op. Je kunt ze de hele dag berichten sturen. Ik vroeg aan wat lokale politici waarom ze dit eigenlijk doen. ‘Om burgers te informeren’ is het standaardantwoord. Hebben we daar geen journalisten voor, die bovendien een veel groter publiek bereiken dan dat handjevol volgers? Daar komen politici langzaam ook achter: Alexander Pechtold en Arend-Jan Boekestijn begonnen ooit op Twitter, en haakten alweer heel snel af. Pechtold begrijpt dat je andere middelen nodig hebt om burgers te bereiken.
Kamervoorzitter Gerdi Verbeet wil Twitter in de Kamer verbieden, en Kamerleden klagen daar publiekelijk over. Ik twitterde aan CDA-Kamerlid Jack Biskop dat de kwaliteit van de wetgeving in Nederland heel slecht is, en dus dat opletten in de Tweede Kamer geen kwaad kan. Geen antwoord. Europarlementariër Wim van de Camp wilde een beraad van Nederlandse Europarlementariërs. Ik twitterde de vraag wat dat voor zin heeft, omdat er vooral partijbelangen zijn in Europa. Geen antwoord. Een PvdA-Raadslid uit Amsterdam wilde zich op televisie profileren als beschermer van homo’s, dus ik vroeg hem of daar iets van te merken zal zijn in de Amsterdamse begroting. Geen antwoord.
Zinloos
Dat is dus de les van Twitter: je kunt als politicus heel transparant lijken, en ingesteld lijken op interactie met de burger. Maar dat is schijn: als Kamerlid Paul Tang zijn portefeuille tijdelijk moet inleveren, twittert hij daar niets over. Hij stopt er gewoon een tijdje mee. En vragen beantwoorden doen politici alleen als die vragen onkritisch zijn en als ze zich nergens op vast hoeven te leggen. Een zinlozer politiek medium dan Twitter moet nog worden uitgevonden.
Chris Aalberts is onafhankelijk onderzoeker naar politieke communicatie.