Op een sombere, regenachtige zondagmiddag kan je wel eens de moed bij elkaar schrapen om een zolder, schuur of rommelkamer op te ruimen. Orde scheppen in de troep en van heel veel spullen afscheid nemen. ‘Ik ga even flink ruimen’ roep je dan tegen je huisgenoten. Vanochtend hebben de ministers Verburg en Klink iets soortgelijks tegen elkaar geroepen: ‘D’r zit niks anders op dan rigoureus te ruimen onder de melkgeiten, anders roeien we die Q-koorts niet uit.’ En ze gingen weer over tot de orde van de dag.
‘Ruimen.’ Het woord alleen al. We hebben het wel over honderdduizenden dieren, die nooit om een plek in de intensieve veeteelt gevraagd hebben en nu de verbrandingsoven in gaan. En waarom? Omdat ze door diezelfde intensieve veeteelt misschien besmet zijn geraakt met een bacterie waar de intensieve veeteelthouders wat ziek van kunnen worden. Dood gaan ze er in principe niet eens aan. Maar tja, geiten zijn geen lieve aaidieren zoals honden en katten, maar melk- en opeetdieren. En die laatste categorie beschouwen we als producten, waar alle wetten van de economische doelmatigheid op losgelaten mogen worden. Je mag ze bij elkaar proppen in grote, kale ruimten. Je mag ze het voer geven waardoor ze de meeste melk gaan produceren. Of je geeft ze het voer waardoor ze in rap tempo overmatig veel mals vlees gaan aanzetten. Dan vervoer je ze naar de slacht, dicht tegen elkaar aan gepropt in veewagens. Of ze tijdens de rit wat breken of anderszins in de vernieling raken doet niet zo ter zake, want ze zijn immers toch al op weg naar de dood.
Bijbelvast
Zo gaan wij met dieren om. En vooral de bijbelvasten onder ons. In De Schrift staat niet voor niets dat het dier ten dienste staat van de mens. Noach ging dan wel uit varen met al die dieren, maar dat zal meer uit eigenbelang geweest zijn. Redden wat er te redden valt, zodat je nog lang je rentmeesterschap over je vee kon uitoefenen.
We hebben net in Nederland massaal onze Mexicaanse griepprik gehaald. Misschien hebben de geiten gedacht: ‘waarom ruimen ze die lui niet?’