Er waren eens twee totaal onbekende Kamerleden: Pierre Heijnen en Paul Kalma. Niemand had ooit van ze gehoord. Het vroor in Nederland en er kwamen lokale verkiezingen aan. Pierre en Paul hadden de opdracht gekregen in de buurt te gaan flyeren in de hoop het verlies voor hun PvdA enigszins te beperken. Maar Pierre had last van ijstenen en Paul was zijn warme sjaal vergeten. Dus besloten ze het flyeren te laten en in plaats daarvan Kamervragen te stellen. Of de lokale verkiezingen voortaan bij kou niet beter uitgesteld konden worden.
Dit is het beeld dat Nederland inmiddels heeft van Paul Kalma en Pierre Heijnen. Alle partijen hadden kritiek op deze PvdA-ers, boden ze erwtensoep aan en warme sjaals. Zelfs hun eigen fractievoorzitter maakte ze belachelijk. Zij stelde dat PvdA-vrijwilligers zich niet door vrieskou laten weerhouden campagne te voeren. Zijn Kalma en Heijnen werkelijk gek geworden? Integendeel.
Kou demotiveert vrijwilligers
Critici van dit voorstel vergeten dat de opkomst bij verkiezingen vaak beïnvloed wordt door het weer. Bij regenachtig of koud weer nemen minder burgers de moeite om naar het stembureau te gaan en gaat de opkomst dus naar beneden. Verkiezingen die tijdens een warmer jaargetijde gehouden worden hebben hier minder last van. Dit geldt breder. Bij politieke debatten kan men de debatleider dikwijls horen klagen over het mooie weer, waardoor mensen thuis blijven, of juist over het slechte weer, waardoor het publiek het debat eveneens aan zich voorbij laat gaan. Een jaargetijde zonder zon en zonder al te veel regen doet wonderen als burgers politiek actief moeten worden. Ook flyerende partijvrijwilligers.
Hoeveel vrijwilligers zijn er eigenlijk om campagne te voeren? Niet zo heel veel: partijlidmaatschap is minder populair dan ooit, terwijl juist partijleden langs de deuren moeten gaan en kraampjes moeten bemannen. Lang niet alle leden zijn actief, en lokaal campagne voeren is daarom voor partijen vaak grote ellende. Ook partijvrijwilligers worden door slecht weer ervan weerhouden om deel te nemen aan de campagne: ze kunnen straffeloos thuis blijven en doen dat dikwijls ook. Dat geldt zelfs voor kandidaten op de kieslijst.
Kou leidt tot onwetendheid
Maakt het uit hoeveel vrijwilligers langs de deuren gaan? Ja, want als we nu opinieonderzoek zouden doen hoeveel burgers weten dat er over drie weken gemeenteraadsverkiezingen zijn, zou de uitslag teleurstellend zijn. De uitslag wordt nog slechter als we naar inhoudelijke thema’s vragen die in de lokale campagne een rol spelen. Meestal hebben burgers geen idee. Er is dus reden om zoveel mogelijk leden te mobiliseren om de verkiezingen onder de aandacht te brengen, evenals de bijbehorende thema’s. Als we alleen verkiezingen voor de gemeenteraad zouden houden als een kwart van de bevolking geïnformeerd zou kunnen stemmen, zouden de verkiezingen nooit plaatsvinden.
Natuurlijk is vorst niet de belangrijkste reden voor mislukte campagnes en een lage opkomst. Maar een rol speelt het wel. De timing van dit voorstel was slecht, maar tegelijk is het het meest serieuze voorstel van de afgelopen decennia om de opkomst bij verkiezingen te verhogen. Heijnen en Kalma lijken zich als enigen te realiseren dat campagne voeren mensenwerk is. Als Mariëtte Hamer grapjes maakt over het uitdelen van warme sjaals, is het duidelijk dat zij zelf de straat niet op hoeft en daar nooit voor wordt gevraagd. Partijleden laten zich niet dwingen, dus men kan maar beter goede condities scheppen. Alle partijen die een beter idee hebben om iets aan armetierige campagnes en lage opkomsten te doen, mogen hun hand opsteken.
Chris Aalberts is docent en onderzoeker politieke communicatie.