Als de jeugd de toekomst heeft, en het internet de toekomst is, dan zijn jongeren op het internet de toekomst in het kwadraat. Er gaat een grote belofte uit van de ‘knip-en-plak-generatie’ (of de ‘my-media-generatie’ of ‘generatie-M’ of enig andere guitige marketingaanduiding). Als er iets gedaan wordt met jongeren en nieuwe media, wil iedereen daar bovenop zitten. Zo ook met Spunk, een online magazine gericht op en gemaakt door jongeren tussen de 15 en 19. Het Bedrijfsfonds voor de Pers zag in Spunk vernieuwing en verbetering, en gaf het daarom 50.000 euro subsidie in 2003. Volgens het fonds verschilde Spunk significant van andere nieuwsmedia. De jonge stem van Spunk is echter beperkt. Hij sluit naadloos aan bij de dominante stem in de mainstream media. Spunk is dan ook geen ‘bron van kennis over jeugdcultuur’, maar een soort Club Veronica voor Volkskrantjournalisten.
Spunk beloofde zowel een bottom up als een top down transformatie van de journalistiek. De top down zit in de subsidie van het Fonds. Spunk kreeg deze subsidie omdat het Bedrijfsfonds van mening was dat het de diversiteit van het Nederlandse medialandschap verrijkte. Daarnaast vond het dat Spunk afweek van andere jongerensites, omdat het een jongerenperspectief op nieuws en maatschappij toonde. De bottom up zit in de manier waarop jongeren zelf kunnen gaan schrijven over onderwerpen die zij zelf kiezen.
Snobisme
Spunk wordt gemaakt door een team van ongeveer vijftien redacteuren die alle tussen de 15 en 19 jaar oud zijn. Er zitten etnische minderheden in het team, er is diversiteit in seksualiteit en meestal zijn er evenveel jongens als meisjes. De hoofdredacteur is echter ouder en Spunk werkt samen met gevestigde instituties, zoals jarenlang met NRC Handelsblad.
Wanneer we kijken naar de daadwerkelijke inhoud van de site, zien we van de diversiteit in de redactie weinig terug. De dominante stem op de site is weliswaar jong, maar is vooral elitair en geprivilegieerd. Zo kenmerken de columns van Hasna el Maroudi zich door een snobistische toon en een voortdurend beroep op haar moderniteit (bijvoorbeeld in Anders). Ook de andere auteurs zetten zichzelf graag af tegen anderen die zij minder vinden. Dit doen zij door popcultuur te bekritiseren (zoals Ebele Wybinga hier), of daar alleen over te schrijven door overmatig gebruik te maken van ironie (zoals Raoul de Jong hier). Ironie is het stijlmiddel van superioriteit. De toon is steeds dat Spunkers beter zijn dan hun leeftijdsgenoten.
Gevestigde orde
Hoewel Spunk hiermee verschilt van andere jongerensites, is de stem van Spunk verrassend gelijk aan die in de gevestigde ‘volwassen’ media. Het is een stem van hoge cultuur, van individueel liberalisme en van een conservatieve elite. Op Spunk geen feminisme of alternatieve etnische meningen. Als Spunkers ouder worden, zien we de connectie met de gevestigde media nog sterker. Zo zijn Spunkers Renske de Greef, Wiegertje Postma en Raoel de Jong min of meer succesvolle schrijvers van boeken geworden. Boeken. Die boeken gaan overigens opvallend vaak over Afrika maar dat geheel terzijde.
Spunk laat zien hoe moeilijk het is om diversiteit in de media van bovenaf te sturen. Ook vanuit een bottom up-perspectief biedt Spunk weinig positiefs. De jonge auteurs zijn allen hoogopgeleid en de strenge kwaliteitseisen die Spunk stelt, maken dat niet iedereen voor Spunk kan schrijven. De uitsluitende toon van de site voorkomt ook nog eens dat andersoortige stemmen hun weg vinden naar de redactie. Spunk heeft, uiteindelijk, de belofte van een nieuw, jong soort ‘citizen journalism’ niet waar weten te maken. In plaats daarvan is het elitaire vijver waarin de elite vist en vangt.
Dit is een samenvatting van As the world Spunks: Does internet help transform youth journalism (verschenen in dit boek), een wetenschappelijke studie van Linda Duits, Liesbet van Zoonen en Fadi Hirzalla.