De vanaf het prille begin al hoogdravende en derhalve onnavolgbare progrockband Pink Floyd (Cambridge, 1965) groeide uit tot één van de grootste rockgroepen ter wereld, maar de gang van gelegenheidscombo tot aan de Hall of Fame is niet zonder slag of stoot verlopen. Om het toch overzichtelijk te houden, is de geschiedenis van de band in ruwweg drie periodes te verdelen: met Syd Barrett (1965-1968), zonder Syd Barret (1968-1985) en zonder Roger Waters (1985-1994).
Onder leiding van zanger-gitarist Syd Barrett ontstond uit een allegaartje van bandleden en -namen uiteindelijk The Pink Floyd Sound, vernoemd naar twee onbekende Amerikaanse bluesmuzikanten, Pink Anderson en Floyd Council. Eerdere namen waren nauwer verwaant aan de opleiding van een aantal bandleden, die architectuur studeerden aan het Londense Regent Street Polytechnic: Sigma Six en The Architectural Abdabs – vooral die laatste zou wereldfaam nog wel eens in de weg hebben kunnen staan. Het ‘Sound’ en het voorzetsel ‘The’ vielen uiteindelijk ook snel weg. Behalve Barrett bestond de band uit bassist Roger Waters, toetsenist Richard Wright en drummer Nick Mason, het enige bandlid dat van 1965 tot 1994 onafgebroken onderdeel van Pink Floyd is geweest.
Met hun psychedelische muziek maakte Floyd snel naam in de muziekscene van London, waar clubs als UFO (Unique Futuristic Oasis, door LSD-gebruikers ook wel Underground Freak-Out genoemd) de toon in het nachtleven bepaalden en waar LSD de drugs van keuze was. Zo’n acid trip combineerde niet alleen goed met de jagende psychedelica van Floyd, het ging ook goed samen met de met inkt bevlekte dia’s die voor een felle lamp werden gehouden: de eerste stappen naar een lichtshow bij optredens en vanaf het begin onderdeel van Pink Floyds streven naar een totaalbeleving van muziek, licht en beeld, waarbij de muzikanten zichzelf een beetje op de achtergrond proberen te houden om de samenhang van het geheel niet te corrumperen door de afleiding van de muzikale essentie die een potentieel individueel sterrendom met zich mee brengt. Lees die zin rustig nog eens over.
Na het uitbrengen van de eerste singles Arnold Layne (baanbrekend, want over een travestiet: sommige radiozenders weigerden in al hun fatsoen natuurlijk om het nummer te draaien) en See Emily Play in 1967, volgde in augustus van dat jaar het goed ontvangen debuutalbum Piper at the Gates of Dawn. Voor Barretts toen al zwakke mentale toestand waren het succes en de aandacht echter al snel te veel. Wegens diens door drugsgebruik onbetrouwbaar geworden podiumpresentatie werd David Gilmour aangetrokken om de band live bij te staan: Barrett ontwikkelde de nogal aparte gewoonte om zijn gitaar te ontstemmen of in zijn geheel van snaren te ontdoen tijdens optredens. Barrett en Gimour hebben slechts een paar keer het podium gedeeld voordat de band besloot om eerstgenoemde simpelweg niet meer op te halen als ze naar een optreden moesten. In april 1968 verlaat hij de band, vlak voor het tweede album A Saucerful of Secrets uitkomt, dat slechts één nummer van Barretts hand bevat (Jugband Blues).
Cultvoorbeeld
Ondanks de problemen van en met Barrett, kende The Pink Floyd Sound een droomstart omdat alle stukjes op zijn plaats vielen. De band werd opgebouwd rond een muzikaal genie dat mede door ruime toepassing van stimulerende middelen niet alleen precies aanvoelde wat er in het tijdsbeeld van de late jaren ’60 pastte, maar die ook wist hoe je dat vooruitstrevend moest brengen (met liedjes over travo’s dus). Daarbij hielp het ‘architectonisch inzicht’ van Polytechnic-studenten Waters, Wright en Mason om een bewegende (licht)show om de muziek heen te bouwen die Pink Floyd naast hun klank ook een uiterlijk gaf, iets waar de Britten tot hun laatste tour in 1994 (P.U.L.S.E.) sterk aan vastgehouden hebben. Syd Barrett was bovendien qua openlijk gestoorde persoonlijkheid een cultvoorbeeld voor een generatie die zich niet meer wilde conformeren aan de ingetogen mores van hun ouders, een status die hem ook anno nu, vier jaar na zijn dood, door velen nog toegekend wordt. Toen hij in 1968 aan zijn eigen drugsgebruik (en nooit onomstoten vastgestelde schizofrenie en manische depressie) ten onder ging, had de rest van de band tevens het geluk dat ze met Gilmour iemand binnen haalden die zich tot één van de beste gitaristen allertijden zou ontwikkelen. Zo plaveide Barrett de weg, maar was de rest van het collectief talentvol en creatief genoeg om het ook zonder hem te kunnen rooien. Waarbij ze overigens hun legacy nooit uit het oog zijn verloren, getuige de thema’s op album Wish You Were Here (1975).
Gaandeweg de jaren ’70 begint bassist en belangrijkste tekstschrijver Roger Waters echter steeds meer de leidersrol binnen de band voor zich op te eisen, wat ten langen leste zal leiden tot een scheuring binnen het collectief wanneer David Gilmour zich niet zomaar opzij laat zetten als voorman van de band – en de ruzie uiteindelijk toch heel ordinair om roem, sterrendom en geld wordt uitgevochten.
Dit is deel 1 van een drieluik over Pink Floyd en tevens de aftrap van een nieuwe wekelijkse serie, waarin steeds in drie of vier afleveringen een invloedrijke band (of muzikant) zal worden belicht – in chronologisch willekeurige volgorde. Volgende week zaterdag deel 2.
Bart Nijman schrijft voor Muziek.nl