Naar aanleiding van een tweet van een student over een docent werd op de Hogeschool Windesheim in Zwolle onlangs nog overwogen of er niet een social media code ingevoerd zou moeten worden. Bij een debat hierover in het in een soort Bijenkorf filiaal huizende hogeschool waren onder meer DeJaap redacteur Huub Bellemakers en de onvermijdelijke Francisco van Jole aanwezig. Over de discussie daar wist de Stentor al te berichten dat het meer om een besef gaat van wat je zegt dan dat er regels zouden moeten komen. Toch kwam het idee ‘twittercode’ deze week ineens weer in het nieuws.
In een hoofdredactioneel commentaar stelt NRC Handelsblad dat er op Twitter een babbelcultuur heerst, bijna alle twitteraars “zijn op zoek naar oneliners”. Met “Argumentatie en nuance laten zich nu eenmaal niet in 140 tekens proppen” maakt het NRC zich op voor de komst van onvermijdelijke twitterregels. Een opmerkelijke conclusie daar de hoofdredactie van het NRC ook stelt dat Twitter niet zo vrijblijvend is als gedacht en terecht opmerkt dat het opmerkelijk is dat “overheidsdienaren” weinig terughoudendheid aan de dag leggen. Op basis van deze eigen inzichten had het NRC evengoed tégen regelgeving kunnen pleiten en bijvoorbeeld kunnen oproepen tot gebruik van het gezond verstand in communicatie, ook online.
Bekend zijn de lotgevallen van politiechef Gerda Dijksman of voormalig Tweede Kamerlid Arend Jan Boekestijn. Deze op zich staande gevallen mogen echter niet als argument worden aangevoerd om voor specifieke twitter of social media richtlijnen te pleiten. Dat er enkelen een bepaalde manier van communiceren hebben of wellicht een keer een flater slaan, is slechts een voorbeeld van hoe ver een uitspraak kan reiken. Men zou hoogstens kunnen zeggen dat bestaande richtlijnen of goede gebruiken online in de wind worden geslagen. Dit is geenszins een probleem an sich.
Weblog Geenstijl heeft zich zelfs een plaats verworven door “nodeloos kwetsend” artikelen te schrijven en slechts weinigen zullen zeggen dat zij nieuwe media niet begrijpen. Net zoals een belediging in de kroeg je een glas water in het gezicht kan opleveren heeft een uitspraak online echter ook gevolgen. De reikwijdte van een tweet laat zich makkelijk raden. Wanneer 2000 volgers, en anderen, jouw tweet kunnen lezen kun je rekenen op een snelle verspreiding van een faux pas en de daarbij behorende gevolgen. Wanneer zelfs dit in regels gevangen zou moeten worden is het eind zoek.
Op Radio 1 was in het programma Stand.nl communicatiedeskundige Charles Huijskens te horen, die meent dat een richtlijn ondanks bestaande communicatierichtlijnen in menig personeelsgids toch noodzakelijk is. Hij tekende daarbij aan dat we daarbij misschien wel de kant “van Amerika” op moeten. Opmerkelijk, gezien het feit dat men in in de Verenigde Staten nu juist weer in de tegenovergestelde richting aan het bewegen is.
In november kwam de National Labor Relations Board, een Amerikaanse overheidsorganisatie die werkrelaties moet bevorderen, in het geweer tegen een bedrijf dat een personeelslid had ontslagen. In Connecticut was een medisch technicus ontslagen nadat ze op Facebook onder andere foto’s van zichzelf had geplaatst waarbij er een associatie met het bedrijf bestond. Volgens de Amerikaanse organisatie gaat een dergelijke richtlijn veel te ver en mogen werknemers zich op social media best kritisch uitlaten over hun werkgever, net als dat bij de waterkoeler op kantoor zou kunnen gebeuren.
Wanneer we ons er bij neerleggen dat iemand zich nu eenmaal kritisch kan uitlaten blijven bestaande regels en goede gebruiken over bedrijfskritische informatie of belediging over. De voorbeelden die het NRC aanhaalt zijn nu juist voorbeelden waarbij we met de huidige normen en waarden uitstekend uit de voeten kunnen. Er is dus geen aanleiding tot nieuwe regels, men zou hoogstens verwachten dat er meer gewezen gaat worden op het feit dat ook het online leven gewoon ‘echt’ is.
Gyurka Jansen geeft training en advies over nieuwe media, vindt internet net zo echt als de Irish Pub en is elke week met een radiocolumn over internet te horen op Radio 1.
CC foto: Jon Mountjo