Toen De Staat begin 2009 uit het niets als een soort polder-Queens of the Stone Age aan het Hollandse rockfront verscheen, wist de band rond mastermind Torre Florim vriend en vijand te verbazen met een sterk album (Wait for Evolution) en een reeks meer dan indrukwekkende liveshows. In die reeks besteeg de band meteen de grote podia van Pinkpop, Lowlands en de HMH (als voorprogramma van Stereophonics). Een jaar later speelt het vijftal ook al op het Engelse Glastonbury. Niet slecht voor een uit de Nijmeegse klei getrokken – maar gelukkig niet afgespoelde en gladgestreken – nieuwkomer. Twee stormachtige jaren legden de lat hoog voor het tweede album Machinery, dat vrijdag 4 maart verschijnt.
De eerste single van dat album, ‘Sweatshop’, is onlangs uitgebracht en geeft de toon van het album goed aan. Het vuige geluid is wederom heel erg in de richting van Queens of the Stone Age gedraaid, maar De Staat heeft, zoals zowel de album- als de songtitel al doen vermoeden, een industrieel effect aan de plaat meegegeven omdat ze live de reputatie van een als geoliede machine klinkende band hebben. Machinery is minder hard en donker dan wat het zeer strakke Rammstein doorgaans aflevert, maar het geluid neigt wel in die richting. Vooral als je de ogen er bij sluit: het opgeroepen beeld van grote hallen in een machinefabriek waar staalarbeiders en plaatwerkers onder erbarmelijke omstandigheden loodzwaar werk verrichten, zijn precies de wereld die Till Lindemann met zijn Tanzmetall-band (en in hun videoclips) altijd construeert – al ontbeert De Staat het fetisjistische seks-sausje dat Rammstein over al hun producties heen giet.
De Staat bouwt hun eigen industriële omgeving op een andere manier uit. Er wordt een niet al te zonnig geschilderde wereld om die machinefabriek in de steigers gezet waarin ruimte is voor de wrange kanten van liefde (‘I’ll Never Marry You’), de psychopaten die een productie-gedreven consumptiemaatschappij voortbrengt (‘Serial Killer’) en voor culturele gebruiken vanuit een botsend perspectief (halal slachten!) zoals op ‘Old MacDonald Don’t Have No Farm No More’. Uit die laatste kun je ook Orwelliaanse Animal Farm-vergelijkingen halen, vooral omdat het machinale van het album in combinatie met de boerderijsuggestie maatschappelijke ontwikkelingen en tegenstellingen oproept die door ‘Sweatshop’ al waren neergezet. Er was ooit een bandje in de jaren ’70 dat dit thema – zij het in wat minder harde en confronterende muziek gegoten – ook in hun muziek stopte: Pink Floyd.
Torre Florim geeft zelf vooral minimal music-componist Steve Reich en de garagerock van The Dead Weather op als voorbeelden, maar daarmee bagatelliseert hij het eigen geluid van zijn band een beetje. Waar Wait for Evolution nog een geesteskind van hemzelf was, is Machinery een group effort, met een hecht samengebonden productie door het vijftal tezamen tot gevolg. Daarmee hoopt Florim de deur naar de rest van de wereld wat verder open te zetten. Om die reden is de band ook al verhuisd van Excelsior Recordings naar Cool Green Recordings/Mascot, want dat bood mogelijkheden voor een internationale release. De Nijmegenaren reizen deze maand hun plaat al meteen achterna, richting SXSW in Austin, Texas. De claxon die op plaatopener ‘Ah, I See’ een zeer uitbundige rol speelt (en waardoor toetsenist Rocco Bell nu tijdens liveshows een autostuur naast zich heeft staan), kondigt hun komst in ieder geval luid en duidelijk aan.