ThePostOnline

Mijn beeldschone aandoening – Carl Stellweg

07-10-2011 22:28

Dit boek stelt de lezer voor een mysterie. Hoe kan het dat éénvijfde van deze bildungsroman bewondering afdwingt terwijl het overige viervijfde verveelt?

Het hoofdpersonage is net als de auteur Stellweg (Libanon, 1959) als enig kind tot pakweg zijn pubertijd in het Midden Oosten opgegroeid, waarna hij met zijn ouders remigreert naar Nederland.

Het verhaal waarin een geslachtsrijpe jongen op zoek is naar stabiliteit en veiligheid, begint enigszins wonderlijk maar gedurfd. Waarna de lezer onmiddellijk in het verhaal belandt. In mooie, meeslepende zinnen, zet de auteur een diepgaande en invoelbare sfeer neer die doet denken aan de romans van de Vlaamse schrijver Erwin Mortier. Naarmate het verhaal zich ontwikkelt, met goed getimede vooruitwijzingen, raakt het ‘ik’ personage bevlogen door de afbeelding van een fotomodel. Zij zal in dit boek een prominente rol spelen. Op speelse, boeiende manier wordt het gezinsleven beschreven. Op de middelbare school ontstaat een eerste puberale verliefdheid:

‘Nu niet meer,’ zei ze, en schonk me haar typische, vluchtige Hilde-lachje, en haar kus – een eendagsvlinder van tederheid en vergeving die zich uit de cocon van de haat had bevrijd.’

Tijdens een vakantie in een kuuroord leert de hoofdpersoon een iets oudere jongen kennen die net als hijzelf maar wat rondhangt. In overtuigende dialogen voeren de twee jongadolescenten filosofische gesprekken, en maken kennis met drie meisjes. De onderlinge contacten van dit vijftal worden deels in geslaagde metaforen beschreven, waarbij de onschuld van de hoofdpersoon ontroert:

‘…en schudde haar haren naar achteren. Ulrike had, als veel volwassen vrouwen, een rusteloze verhouding met haar haren. Frauke leek zich er niet om te bekommeren, Livia onderging haar lange sluierdracht gelaten alsof het net zoiets als een uniform was.’

Dan openbaart zich ineens vanaf pagina 100 een stijlbreuk waarin de eerdere ontroerende argeloosheid en betovering ontbreekt. Is dit omdat Stellweg zelf op pagina 376 beschrijft hoe zijn jeugd in zijn geboorteland hem diepgaand heeft beïnvloed? Wat nog niet verklaart wat er in de overige 450 pagina’s met het schrijfvermogen van de auteur is gebeurd. Heeft hij na een ‘writer’s block’ de tekst maar wat afgeraffeld? Of verloor hij na het begin zijn muze?

 

Dat de ontmoeting met de drie afzonderlijke meisjes het testosteronniveau van de hoofdpersoon doet stijgen is zeker. In schril contrast met de eerdere dromerige grondtoon volgt een nauwkeurige beschrijving van schaamhaar. Woorden als ‘piemel, aftrekken, zaadspuiten en tietjes’ verknoeien de opgebouwde, intrigerende zweem die eerder nét boven de tekst hing voorgoed. De metafoor ‘van de kruk afkomen’ waarmee ‘klaarkomen of orgasme’ bedoeld wordt, doet je daarna alleen nog de schouders ophalen.

Een ander probleem is dat de hoofdpersoon behept is met een sneu zelfbeeld, iemand die zichzelf ‘een eikel met onbetekenende rotkop’ noemt. Geen toegankelijk personage waar de lezer zich mee kan identificeren. Immers via dit hoofdpersonage ontstaat contact tussen verhaal en lezer. Daar komt nog bij dat hij wel zes of zeven keer van naam, dan wel bijnaam, verwisselt.

aandoeningGelukkig zijn er hier en daar lichtpuntjes. De beschrijving van de relatie tussen de twee jongens blijft nog kortstondig ontroeren. Of zinnen die je meenemen:

‘Te vroeg volwassen geworden en daardoor te lang kind gebleven.’

‘Er was iets uitgesproken behaaglijks en droomachtigs aan dit reizen per auto. Zolang mijn ouders van mij hielden en van elkaar, kon mij niets overkomen, waar we ook heen reden, waar de reis ook naartoe zou voeren.’

‘Maar af en toe ervoer ik toch iets dat het rampzalige gewemel waarin ons bestaan zoek was geraakt geheel ontsteeg, iets dat mij en mijn ouders optilde, ver boven iedereen uit: het besef dat er een wereld was waar smaak en gratie en zuiverheid en schoonheid en geestelijke adeldom de dienst uitmaakten en wij daar eigenlijk thuishoorden, die wereld in ons meedroegen.’

 

Op grofweg pagina 200 worden er aan het verhaal ‘gothic-achtige’ elementen toegevoegd en krijgt de roman de toon van een jongensboek. Iets over de helft is de hoofdpersoon een man van middelbare leeftijd. Hier wekt de tekst de indruk zich te baseren op autobiografisch materiaal. Hij wordt gepest omdat hij mank loopt (refererend aan de titel). Maar door alleen op te schrijven wat gepasseerd is schep je nog geen kunst. Gebeurtenissen die zo wijdlopig beschreven en uitgelegd worden belemmeren de lezer de gebeurtenissen door het personage zijn ogen te zien.

Eigenlijk schrijft Stellweg, weliswaar in een geheel andere context, zelf wat er mis is met dit deel van het boek:‘Inhoud zonder vorm was niets, ofwel: de werkelijkheid, en daar had je niets aan. Vorm zonder inhoud was altijd nog vorm.’

Tot slot volgen nog wat openbaringen die verrassen noch fascineren. Zelfs de islamkwestie wordt erbij gesleept. Van de vier jongeren uit het kuuroord en de ‘gothic’-figuren komen we nog te weten wat er van ze geworden is en welke rol de ouders van de hoofdpersoon hadden in relatie tot het fotomodel. Tegen het slot van het boek duikt een nieuw raadselachtige personage op en vindt de ‘ik’ persoon, na veel lijden, uiteindelijk zijn echte liefde in… ja in wie?

Tot slot, na een nauwelijks overtuigende ontknoping, worden op een flauwe manier alle eindjes aan elkaar geknoopt en wordt het raadselachtige begin duidelijk.

Carl Stellweg heeft bewezen mooi, beeldend proza te kunnen leveren. Alleen heeft hij dit in deze vuistdikke debuutroman niet tot het eind kunnen volhouden.

Uitgever: Compaan
Pagina’s: 549
Prijs: 19.90
ISBN: 9789490374181
Jaar: 2011
Website auteur: http://mijnbeeldschoneaandoening.nl
Commentaar auteur: Beste mevrouw Lampe,

Dank voor uw recensie van ‘Mijn beeldschone aandoening’. Uiteraard mag u over mijn boek oordelen zoals het u belieft, maar ik teken wel bezwaar aan tegen de indruk die u wekt als zou ik de roman hebben laten ontsporen van een tere en dromerige Erwin Mortier-achtige vertelling in een reeks pikanterieën van laag allooi. Dat doet u namelijk met de volgende opmerkingen:
‘In schril contrast met de eerdere dromerige grondtoon volgt een nauwkeurige beschrijving van schaamhaar. Woorden als ‘piemel, aftrekken, zaadspuiten en tietjes’ verknoeien de opgebouwde, intrigerende zweem die eerder nét boven de tekst hing voorgoed. De metafoor ‘van de kruk afkomen’ waarmee ‘klaarkomen of orgasme’ bedoeld wordt, doet je daarna alleen nog de schouders ophalen.’

Mijn in uw ogen nauwkeurige beschrijving van schaamhaar beslaat in deze ‘vuistdikke’ debuutroman twee regels. Uit uw verzuchting dat de intrigerende zweem die boven de tekst hing hiermee voorgoed is verknoeid, moet ik afleiden dat u op het gebied van schaamhaar een kruidje-roer-me-niet bent. Wat de overige gewraakte termen betreft: het woord ‘aftrekken’ komt in het boek in het geheel niet voor, en het woord ‘tietjes’ één keer, en dan nog zeer terloops, als onderdeel van het stoere mannenvocabulaire van een 17-jarige.
‘Piemel’ wordt in deze 549 pagina’s beslaande roman daarentegen maar liefst zes keer gebezigd, zij het meestal niet in een seksuele context, maar bijvoorbeeld in een beschrijving van de wonderbaarlijke anatomie van het hyenawijfje en het ellendige lot van de verschrikkelijk misvormde Elephant Man, wiens enige normaal ogende lichaamsdeel zijn – precies – piemel, was.
‘Zaadspuiten’ komt veel later in het boek aan de orde, en dan niet in de letterlijke betekenis van ejaculatie, maar in een vergelijking tussen seksuele- en geweldsbevrediging (‘haatspuiten’), waarbij mijn hoofdpersoon tot de conclusie komt dat er in het eerste geval sprake is van een heilzamere fysiologische uitwerking dan in het tweede.

Ten slotte de uitdrukking ‘van de kruk afkomen’, inderdaad een metafoor voor ‘klaarkomen’. U haalt er uw schouders over op. Ten onrechte, want het zijn de ouders van mijn op dat moment 13-jarige hoofdpersoon die zich op deze wijze tegenover hem uitlaten, wat hem begrijpelijkerwijs in grote verwarring brengt en hem de rest van zijn leven zal bijblijven. ‘Van de kruk afkomen’ wordt zodoende een soort mantra met op den duur een diepere betekenis dan louter ‘klaarkomen’. Overigens komt de uitdrukking reeds voor in het door u bewonderde, ‘diepgaande en invoelbare’ Erwin Mortier-achtige gedeelte.
Door de woorden ‘piemel, aftrekken, zaadspuiten en tietjes’ zo achter elkaar te plaatsen doet u het verder voorkomen alsof er een rechtsreeks onderling verband is. Het tegendeel is waar, ze zijn sterk verspreid over het boek te vinden en hebben betrekking op zeer uiteenlopende aspecten.

Nogmaals, mevrouw Lampe, u mag van mijn boek vinden wat u wil. Seksualiteit speelt er een belangrijke rol in, dat is waar. Maar uw suggestie dat ik dit onderwerp op een vulgaire en expliciete wijze benader, is bezijden de waarheid.
U recensie bevat overigens meer onzorgvuldigheden, maar die zal ik op mijn eigen site behandelen.
Met vriendelijke groet,
Carl Stellweg