Bordeauxrood, een stof zo licht als een veer maar sterk genoeg om de tere oortjes op te warmen. Een ganzenveer die zich ondanks intense windhozen vastklampte aan mijn metgezel. Dat is wonderhoed. Mijn hoed en ik waren onafscheidelijk. We waren een jaar samen, gelukkig, want het dekseltje paste zo mooi op het potje. Het bordeauxrode mirakel fleurde ieder saai outfit op. Wist iedere badhairday te verbergen. Een hoed met karakter en dus een hoed die het personificeren waard is.
Maar. Deze Antwerpse beauty is niet meer. In een brakke bui, toen mijn maandelijkse opruimwoede om de hoek kwam kijken en ik half wakker/half zombie een stapeltje kleding in de wasmachine propte zat DE hoed er stiekem ook tussen. Geen idee hoe mijn wonderhoed in de wasmand is beland maar ik geloof nu heilig in duivelse Pinkeltjes die zich om drie uur ‘s nachts bezighouden met 666-praktijken. Dat snap ik ergens ook wel. Mijn hoed was natuurlijk veel leuker dan die rode fantasieloze puntmuts. Daar kan hij niks aan doen, want die onfortuinlijke puntmuts heeft hij te danken aan Dick Laan.
Uiteraard heeft de hoed de grillen van de machine niet overleefd. Toen ik de stoffelijke resten identificeerde zag ik dat de hoed het formaat van Pinkeltjes mutsje had aangenomen; een verfromfraaid hoopje stof. Een hoopje zieligheid. Alleen de verpieterde veer herkende ik nog. Ik voel me enigszins gebroken. Wat ben ik nu zonder mijn hoed? Wat is Mary Poppins zonder haar plu? Koning Triton zonder zijn drietandvork? Wilders zonder het toefje babywitte schaamhaar op zijn hoofd? Niets. Nou ja, een doodgewone sterveling dan. Het rouwproces zou maanden kunnen duren, misschien wel jaren voordat ik een gedegen vervanger vind. Iedereen weet namelijk dat ik geen hoedenhoofd heb, de meeste hoeden weigeren zich te nestelen op mijn (lieve) hersenpan. Tot die tijd zal ik smartlapliedjes luisteren en de herinneringen aan wonderhoed als film noir vignettes in mijn hoofd afspelen.
Wonderhoed, het was me een waar genoegen om jou als compagnon te hebben. Liefs, doei, adieu.