Ik volg nu een half jaar de opleiding journalistiek. Hartstikke leuk, maar ik realiseer me elke dag dat ik geen journalist wil worden. Ik wil geen saaie feitjespenner worden, ik wil niet op een eentonige manier verslag doen van iets. Tijdens de colleges leer ik over “oprolbaarheid”, over “goede leads” en over de kenmerken van elk specifiek verslag. En dan denk ik: FUCK DAT, ik wil schrijven zoals ik praat tijdens het drinken van een paar borrels in de kroeg.
Tijdens het schrijven van een sportverslag wil ik niet opsommen wie tijdens welke minuut uitgleed over een kwakje verdwaalde gel uit het haar van Cristiano Ronaldo. Ik wil schrijven dat het gras van de ArenA zo kort gemaaid wordt omdat Anita anders niet boven de sprieten uit komt. En ik wil niet heel serieus opschrijven dat de politie spreekt van een lustmoord in de zaak Millie Boele. Nee, ik wil schrijven: “De politie heeft het over een lustmoord, maar als ik naar die foto van Millie kijk, kan ik mij dat haast niet voorstellen”.
Want ik wil dingen zeggen die niemand durft te zeggen. En dat is niet voor iedereen even fijn. Natuurlijk zal ik daardoor met veel dingen gezeik krijgen, als ik dingen schrijf die ik vind. Maar als je dat niet tof vindt, prima. Neem dan een abonnement op De Telegraaf.
Ook wil ik mijn teksten niet zestienduizend keer overlezen om er elk klein kutfoutje uit te halen. Daar zijn andere mensen beter in dan ik, dus laat ik hun dat lekker doen. En bovendien: fuck die fouten. Het gaat om de inhoud.