Vanaf 2003 zijn er aan Nederlandse universiteiten onderzoeksmasters gestart. Het betreft langere masters waar studenten echt voorbereid worden op een promotietraject, dus met veel aandacht voor onderzoeksmethoden. De opleidingen zijn doorgaans veel kleinschaliger dan de reguliere masters en de vakken worden vrijwel altijd gegeven door de onderzoekstop van de staf. Studenten lopen vaak mee in het daadwerkelijke onderzoek van deze wetenschappers, in plaats van dat ze met fictieve datasets aan de slag gaan in grootschalige practica. Een onderzoeksmaster kom je niet zomaar in: opleidingen kijken naar cijfergemiddelde en motivatie. De afgelopen twee jaar deed de Nederlands-Vlaamse accreditatieorganisatie (NVAO) onderzoek naar deze masters en concludeert dat het werkt.
De NVAO sprak met studenten en alumni. Op studenten.net zeggen zij dat ze “betere wetenschappelijke vaardigheden verwerven, betere docenten hebben en dat de voorbereiding op de professionele praktijk beter is dan reguliere wetenschappelijke masters”. Resultaat: minder uitval, betere cijfers en een positiever eindprofiel.
Na vier jaar les te hebben gegeven in de onderzoeksmaster Communication Science van de Universiteit van Amsterdam onderschrijf ik de uitkomsten. Wat wil je ook: ik gaf ooit een onderzoeksseminar aan vier studenten in plaats van de 25+ die je normaal tegenover je krijgt. Deze elitaire onderwijsvorm stelt docenten in staat kwaliteit op maat te leveren waar in het reguliere onderwijs geen geld en uren meer voor zijn. Het is daarom zaak om niet alleen de loftrompet te steken over onderzoeksmasters, maar ook zeer kritisch te blijven kijken naar wat er in de ‘normale’ masters gebeurt. Wanneer het niveau daarin af blijft zakken dankzij de bezuinigingen, boekt de universiteit en de samenleving onder de streep zwaar verlies.