U heeft het wellicht gehoord: archeologen vermoeden dat drie glazen kralen, gevonden in een Japans graf uit de vijfde eeuw, oorspronkelijk afkomstig waren uit het Romeinse rijk. De artefacten, overigens alle drie piepklein, zouden door Romeinse ambachtslieden gemaakt zijn – vermoedelijk, aldus de Japanse onderzoekers, ergens tussen de eerste en vierde eeuw na Christus. Het is een interessant verhaal, maar a) hoe zit het precies en b) wat betekent het nou echt?
Is het wel echt Romeins glas?
In de eerste plaats moeten we toch een kleine slag om de arm houden: het verhaal van de Japanners klinkt zeker plausibel, maar het bewijs lijkt nog niet spijkerhard, en we kunnen het (wegens niet gepubliceerd) nog niet controleren. Er zijn sporen van natron gevonden, een stof die de Romeinen inderdaad gebruikten, en de verfijnde technieken die gebruikt zijn om de kralen van glas en goud te maken zouden inderdaad kunnen duiden op een Romeinse oorsprong: de glastechniek van de Romeinse keizertijd lijkt die van het verre oosten een paar stappen voor te zijn geweest.
Toch waren er ook in India en China bloeiende glastradities, en een blik op de literatuur suggereert dat de relatie tussen chemische compositie en herkomst vaak uitermate gecompliceerd is. Romeinse technieken werden bijvoorbeeld vrij snel overgenomen in het nabije Oosten – dat alleen al maakt de herkomst onzeker. Om die reden zou het fijn zijn als de onderzoekers erin zouden slagen parallellen te vinden: als we dit soort kraaltjes nou in groten getale op Romeinse opgravingen blijken te hebben gevonden, zou dat de case behoorlijk wat sterker en begrijpelijker maken. Wat de Japanners gevonden hebben is echter bepaald geen handboekmateriaal voor klassiek archeologen, om het voorzichtig uit te drukken. Bovendien: ook in India en China werden in die tijd glazen kralen gemaakt.
En hoe verrassend is zo’n vondst nou eigenlijk?
Maar goed, laten we voor het gemak aannemen dat de kralen inderdaad oorspronkelijk in de Romeinse wereld zijn gemaakt. Hoe uniek is dat? Voor zover ik weet zou het inderdaad de eerste keer zijn dat Romeinse waar gevonden is in Japan. Dat is dus uniek, al kan het goed zijn dat er eerder Romeinse artefacten gevonden zijn die simpelweg niet als zodanig herkend zijn. Romeinse amforen en Romeins vaatwerk zijn goed herkenbaar, glas en metaalwerk zijn minder makkelijk te duiden.
Maar is het ook spectaculair? Dat valt dan eigenlijk wel weer mee. Er is een lange traditie van Romeinse glasvondsten (meestal bekers) in China en zelfs Korea, en we weten al jaren dat er, via de zijderoute en India relatief frequente, doch indirecte contacten waren tussen Rome en China; Romeinen en Chinezen lijken ook tot op zekere hoogte van elkaars bestaan te hebben geweten. Chinezen noemden Romeins Syrië Daqin. Romeinen Chinezen (of Aziaten ten oosten van Afghanistan) Seres. Dit gegeven, in combinatie met het feit dat er in deze eeuwen intensief contact was tussen China, Korea en Japan, maakt dat het helemaal niet raar is dat er incidenteel Romeinse waar in Japan eindigde.
Dat we het nu (wellicht) archeologisch aan kunnen tonen is dus nieuw, maar misschien wel niet zo onverwacht: voorwerpen, zeker kleine voorwerpen, verplaatsen zich vrij gemakkelijk over grote afstanden. De Romeinen zelf hadden daar vrij weinig mee van doen: de kralen werden meegenomen, doorverkocht, doorgegeven, verloren, gevonden, en uiteindelijk dus aan de andere kant van de wereld als grafgift met een overledene meegegeven, decennia of misschien wel eeuwen nadat ze ergens in het Romeinse rijk gemaakt waren. In feite waren het Romeinse Rijk en het vroege Japan de twee uiterste punten van hetzelfde, gigantische, Euraziatische netwerk. Het zou, zo merkte een vakgenoot al op, een stuk opmerkelijker zijn als we Romeins glas zouden vinden in de Andes of in Mexico.
De grenzen van de klassieke oudheid
De laatste jaren worden archeologen en oudhistorici zich steeds nadrukkelijker bewust van het feit dat de klassieke oudheid niet stopte bij de uiterste grenzen van het Romeinse rijk, en dat het ontzettend relevant is te weten op welke manier de Romeinse wereld verbonden was met die andere complexe, geürbaniseerde samenlevingen van Eurazië – met name natuurlijk India en China. Meer dan ooit zijn de ogen gericht op wat er gebeurde op en om de Indische Oceaan. Er blijkt meer, veel meer interactie te zijn geweest dan eerder gedacht werd. Zo vond men de afgelopen jaren eerste-eeuwse inscripties in een Tamil-schrift in een havenstad aan de Rode zee in Egypte, en vindt men overal in India Romeinse (wijn)amforen. Tegelijkertijd vinden archeologen peperkorrels uit het Verre Oosten in het riool van Herculaneum. De oudheid was een grote wereld.
Als deze ‘vondst’, waar of niet, ons ergens aan herinnert is het aan het feit dat onze Romeinse wereld, die zo uniek is in onze geschiedenis, onderdeel was van een – tot op zekere hoogte – geglobaliseerd conglomeraat aan beschavingen die redelijk frequent met elkaar in contact stonden (direct of indirect) en elkaar technologisch niet zoveel ontliepen. Waar de Romeinen beter waren met glas, konden de Chinezen bijvoorbeeld, zo lijkt het, weer meer met metaal. Het beter begrijpen van de geschiedenis van dat grote, complexe Euraziatische netwerk, dát is de echte uitdaging die historiografen van de oudheid wacht. Daar helpen de kralen van Kyoto wellicht een klein beetje bij, maar meer ook niet.