Het begint met het volkslied luidkeels meezingen en het eindigt in ieder geval met een finaleplaats. Je kunt zeggen over Italianen wat je wilt. Het zijn gladjakkers, racisten en homofoben misschien. Maar één ding hebben ze wel: vaderlandliefde. En dat gaat Italië het Europees kampioenschap brengen.
Iedereen verwachtte de gedroomde finale tussen Spanje en Duitsland, zeker nadat de Spanjaarden woensdag door het oog van de naald kropen tegen Portugal. Italië had er al ruim 120 minuten voetbal op zitten tegen Engeland, Duitsland had twee dagen extra rust en vooral het scoren ging moeilijk bij Italië.
En dan blijkt maar weer wat een mooie sport voetbal is. Je kunt denken dat je eindelijk doorhebt hoe alles gaat lopen en dan blijkt dat er toch nog een verrassing in zit.
Duitsland
Duitsland maakte na de 1-0 geen aanspraak meer op de overwinning. Waar Duitsland relatief een makkelijke weg naar de halve finale had, heeft Italië al een aantal moeilijke hordes moeten overbruggen. Met hangen en wurgen werd er tegen Kroatië een gelijkspel uitgehaald en werd er van Ierland gewonnen. Groeien in het toernooi heet dat. Duitsland was na de overwinning tegen Portugal op de tweede speeldag van dit EK al geplaatst voor de halve finale. We hebben allemaal gezien hoe belachelijk slecht Nederland was en de wedstrijd tegen Denemarken was slechts een formaliteit. En een kwartfinale tegen Griekenland? Sorry hoor, maar dat was een oefenwedstrijd.
Nee, Italië, met echte mannen als Giorgio Chiellini, Daniele di Rossi en Fedrico Balzaretti staat in de finale. De mannen die voor het eerste fluitsignaal al bijna al hun energie hebben gestoken in het zingen van het volkslied. Dat is andere koek dan Georgios Samaras, die, met alle respect, niet eens tot tien kan tellen.
Bizarro-Oranje
Wat Italië zo sterk maakt is de enorme teamgeist. Nog duidelijker? Italië is het anti-Nederland, bizarro-Oranje. Eén voor allen, allen voor één. Tig ego’s, één doel. Niemand verzaakt in de squadra azzurra. Zelfs problemenkindjes Mario Balotelli en Antonio Cassano blijven keurig in het gareel. Ook zij lijken het hogere doel te voelen en daar alles voor opzij te willen zetten: de titel.
Bij geen land is dat zo te voelen als bij Italië, ook bij Spanje niet. De Spanjaarden zijn robotten. Been there, done that, zo lijkt. De honger is gestild en het talent (wat er ontegenzeggelijk aan overvloed is) en het makkelijkere programma (Frankrijk speelde een bijrol en Portugal is voor Spanje wat Nederland is voor Duitsland) werkte zeker niet tegen. Maar Spanje heeft nog niet tegen een team als Italië gevoetbald. Een team dat een onverzadigde honger heeft. En ja, de twee finalisten ontmoetten elkaar al in hun eerste wedstrijd. Maar dit is anders. Dit is de wedstrijd der wedstrijden. De eerste poule-wedstrijd is slechts een inkomertje.
Het oude Spanje
Spanje is niet het Spanje van 2008 en 2010. Het ongenaakbare Spanje. Spanje is het Spanje dat te verslaan is op een belangrijk moment. Net zoals Barcelona en Real Madrid in de Champions League, net zoals het Spanje van weleer.
De kampioen
Italianen moeten, hoe erg cliché dat ook is, in een toernooi komen. De poule doet er niet toe zolang de kwartfinale maar gehaald wordt. Elke Nederlander herinnert zich nog de prachtige wedstrijd in Zwitserland tegen Italië op het vorige EK. Afgedroogd werden ze. Maar wie ging er, naast Nederland, nog meer door naar de kwartfinale? Precies.
Wat ons zondag te wachten staat is een finale tussen twee internationale grootmachten. Spanje, de regerend Europees en wereldkampioen en Italië, met vier WK titels op zak. Spanje, het team dat alleen maar kan verliezen en Italië, de underdog.
En de underdog gaat winnen. Zondag is het moment dat kampioenen geboren worden, zondag is het moment waarop Italië het degelijke, maar saaie, spel van Spanje de das omdoet. Door synergie, door een team. En dat begint al bij de volksliederen, waar de Spanjaarden geen mondspier bewegen.