Maandag kopte Sp!ts ‘Homo past zich aan’. Een nieuwswaardige kop in de week van de Gay Pride en De Telegraaf, PowNed en BN/De Stem namen het bericht dan ook over. Het stuk gaat over scriptieonderzoek van Marloe Boon, dat zij volgens Sp!ts aan de Vrije Universiteit heeft uitgevoerd in opdracht van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Meest opvallend in het bericht is de zin “De helft van de homoseksuele mannen en vrouwen zegt (altijd) het gedrag aan te passen zodra zij een publieke ruimte betreden.” Dit is opvallend omdat voor de scriptie geen kwantitatief onderzoek is gedaan, maar twintig diepte-interviews. Op basis van zulke gesprekken kan nooit een uitspraak gedaan worden over de helft van alle homoseksuele mannen en vrouwen.
De scriptie van Marloe Boon is niet online beschikbaar en ook het SCP geeft op de site geen informatie over het onderzoek. Waarschijnlijk is het nieuws gebaseerd op een debatavond van UvA Pride waar Boon zondag sprak. Het bericht op Sp!ts bevat een aantal citaten en vooralsnog is er geen reden om aan te nemen dat journalist Annette Karimi niet gesproken heeft met Marloe Boon. Het is echter onwaarschijnlijk dat Boon heeft gezegd dat de helft van alle holebi’s zich aanpast in het publiek.
Diepte-onderzoek
Sociaalwetenschappelijk empirisch onderzoek is ruwweg op te delen in kwalitatief en kwantitatief onderzoek. Bij de laatste vorm staat tellen centraal en wordt er getracht generaliserende uitspraken te doen over groepen. Hiervoor is het noodzakelijk dat een steekproef representatief is: interview je wel de juiste afspiegeling van de groep waarover je iets wilt zeggen? Gebruikte onderzoeksmethoden zijn bijvoorbeeld de survey (enquête) en het experiment.
Kwalitatief onderzoek richt zich op begrijpen: hoe geven mensen betekenis aan bepaalde fenomenen? Het is niet de bedoeling iets te zeggen over alle mensen in een groep, maar juist om de diepte in te gaan en processen bloot te leggen. Representativiteit speelt hier een veel minder belangrijke rol. Soms wil de onderzoeker juist de outliers interviewen of alleen één kleine gemeenschap in kaart brengen. De methoden die hierbij passen zijn bijvoorbeeld participerende observatie (het veldwerk uit de antropologie) en diepte-interviews. Het gevolg is dat je alleen uitspraken doet over de onderzochte groep: ‘de helft van mijn respondenten past zich aan de heteronorm aan’.
So what?
Je zou kunnen stellen dat het een detail is: de helft van alle homoseksuelen of de helft van de onderzochte homoseksuelen. Het maakt echter de wereld uit. Misschien zitten in de steekproef van Boon wel per ongeluk of expres homoseksuelen die veel banger dan het gemiddelde zijn. Of veel dapperder, dat kan ook. Het is een uitspraak die gestaafd lijkt door wetenschappelijk onderzoek (“masterscriptie”), maar dus vrijwel zeker afkomstig is van een journalist die niets van sociale wetenschap snapt.
Wanneer we in ogenschouw nemen dat ook een homo-organisatie als de Gaykrant het bericht overnam, zie je hoe snel iets een eigen leven gaat leiden. De stap naar politiek en beleid is dan klein, ondanks de foutieve informatie. Daarnaast is het jammer dat er dankzij de onjuiste kwantitatieve interpretatie geen aandacht is voor de ongetwijfeld interessante kwalitatieve inzichten: hoe zien de respondenten heteronormativiteit, wat betekent respect voor hen, hoe passen zij zich aan?
Noot: Ik heb Boon vanmiddag gemaild met een verzoek om informatie. Het is gezien die korte tijdspanne begrijpelijk dat zij daaraan nog geen gehoor heeft gegeven.
CC-Foto: -Marlith-