Na vier dagen Ramadan trek ik voorzichtig mijn eerste conclusies. De belangrijkste: het is niet zo erg als ik verwacht had. Het is overdag heerlijk stil op straat en als je na 7 uur ‘s avonds buiten komt, wanneer er weer gegeten mag worden, biedt iedereen je gratis eten aan. Dat doet mijn Hollandse inborst goed. Mijn karige biervoorraad staat er ook nog goed voor, met name omdat ik de afgelopen dagen hoofdzakelijk de alcohol van andere mensen heb opgedronken.
Naast eten is er s’ avonds helaas weinig te doen. Alle bars en nachtclubs zijn dicht en in restaurants wordt geen alcohol geschonken. Al mijn Egyptische vrienden zijn druk met hun familie en veel buitenlanders zijn de Ramadan ontvlucht en tijdelijk terug naar hun thuisland.
James de scharrel
Uit pure verveling ga ik mensen sms’en die ik normaal gesproken links zou laten liggen. Zo kom ik in mijn telefoon het nummer tegen van een scharrel die ik al een tijdje niet gezien heb. Laten we hem voor het gemak even James noemen. Omdat zijn appartement een paar dagen geleden is overstroomd zit hij tijdelijk in een hotel. Zijn ‘ze schenken hier in de hotelbar nog steeds bier’ is genoeg om me over te halen bij hem langs te gaan.
” Uit het gestamel van de receptionist begrijp ik dat ik het hotel niet in mag, omdat James en ik niet getrouwd zijn. Vanwege de Ramadan kan er dit keer geen uitzondering gemaakt worden. Het is immers de ‘heilige maand’. “
‘Hallo’, zwaai ik een klein half uur later bij aankomst naar de receptionist, ‘ik zoek kamer 708.’
De man kijkt me onderzoekend aan. ‘Meneer is op zijn kamer’, is zijn cryptische antwoord.
‘Euh, ok. Waar is zijn kamer?’
‘Ik zal hem even bellen.’ Na een kort telefoongesprek – in een vreemde mix van Engels en Egyptisch-Arabisch, waardoor ik de moeite niet neem om het te volgen – komt twee minuten later een woedende James de lobby in gestormd. ‘Jullie moeten je schamen! Wat een achterlijk beleid!’
‘Heilige maand’
Uit het gestamel van de receptionist begrijp ik dat ik het hotel niet in mag, omdat James en ik niet getrouwd zijn. Normaal gesproken doen ze daar bij buitenlanders niet moeilijk over, maar vanwege de Ramadan kan er dit keer geen uitzondering gemaakt worden. Het is immers de ‘heilige maand’. Er volgt een minutenlange oratie van James over fatsoen en respect, waarna de receptionist enigszins inbindt. Als ik mijn paspoort laat zien mag ik alsnog mee naar James’ kamer.
” ‘Ik word hier dagelijks voor hoer aangezien, vanwege de kleding die ik draag, of omdat ik in het openbaar met een man gezien word. Ik kan me er niet meer druk om maken.’ “
Dat heb ik dus niet bij me. Bovendien, James heeft zijn paspoort ook niet hoeven laten zien, dus waarom ik dan wel? James loopt inmiddels rood aan. Ik moet mijn best doen om niet in lachen uit te barsten als ik hem dingen als ‘ik ga het hier met de minister van toerisme over hebben’, ‘ik werk in de media en ik zal er hoogstpersoonlijk voor zorgen dat hier geen journalisten meer komen’ en ‘dit is mijn vriendin, we wonen samen, maar ons appartement is overstroomd’ hoor zeggen.
‘Ik word hier dagelijks voor hoer aangezien’
Als de receptionist onvermurwbaar blijkt, besluit ik me in het gesprek te mengen. ‘Ik heb dit een paar maanden geleden ook gedaan. Zonder paspoort. Toen was het geen probleem.’ James kijkt me met gefronste wenkbrauwen en een bedenkelijke blik aan, terwijl de receptionist hoofdschuddend ‘Allah!’ verzucht. Voordat ik tekst en uitleg kan geven (het kantoor was dicht en mijn baas had hulp nodig bij het opstellen van een document, dus gingen we naar zijn hotelkamer) begint James te mopperen dat hij zijn geld terug wil.
Twee minuten later staan we met geld en al weer buiten.
‘Ze dachten dat je een hoer was, omdat we niet getrouwd zijn’, foetert James.
Ik knik verveeld met mijn hoofd. ‘Zoiets begreep ik al’, antwoord ik gelaten.
‘Ben je daar niet boos over?’
Ik haal mijn schouders op. ‘Ik word hier dagelijks voor hoer aangezien, vanwege de kleding die ik draag, of omdat ik in het openbaar met een man gezien word. Ik kan me er niet meer druk om maken. Het zegt meer over hen dan over mij, denk ik dan maar.’
Dat mag niet van de Koran
Ik woon samen met een Amerikaanse jongen, puur platonisch, ieder een eigen kamer, maar in ons gebouw denkt iedereen dat we getrouwd zijn. Voorwaarde van de huisbazin om ons appartement te mogen huren. Een man en vrouw die ongetrouwd samenwonen is hier uit den boze. Dat mag niet van de Koran. Net als ongetrouwd een hotelkamer delen. Allemaal heel erg ‘haraam’.
We besluiten dan maar naar James’ appartement te gaan. Ok, het water sijpelt nog langs de muren en er hangt een muffige schimmelwalm, maar bij binnenkomst struikel ik over een paar dozen bier (kratten doen ze hier niet aan, sjouwen met een doos vinden ze veel praktischer) en in de koelkast vind ik Franse brie (bijzonder moeilijk te krijgen in Cairo) en vegetarische lasagne.
Om de weeïge lucht binnen te ontsnappen eten en drinken we op het balkon, vier-hoog aan de oever van de Nijl, met vrij uitzicht op de stad. Tien keer beter dan een duf hotel.
Freelance correspondent en fotografe Ester Meerman schrijft vanuit Egypte voor De Buitenlandredactie. Over haar werk en belevenissen in Caïro, maar ook de zaken waar zij als Nederlandse journalist tegenaan loopt. Volg haar op Twitter: @estermeerman.