In de media wordt vaak gesproken over burgers die politici bedreigen. Het zijn eerder de politici die elkaar en burgers bedreigen. Ze doen dat middels tactische dreigcampagnes, een verschijnsel dat in de Nederlandse politiek is ingevoerd door Pim Fortuyn.
Om te begrijpen wat er veranderd is, moet je kijken naar het falen van Hans Janmaat in de jaren tachtig en negentig. Janmaat richtte zich op hetzelfde electoraat als Fortuyn en Wilders, destijds waarschijnlijk even groot – circa vijftien procent. Hij werd echter als paria behandeld en zijn partij kon niet electoraal doorbreken.
Massaal met de dood bedreigen
Pim Fortuyn vond het antwoord op de neerbuigende houding van zijn tegenstanders: laat ze door je aanhangers massaal met de dood bedreigen. Na de moord op Fortuyn ontketende de LPF een ongekende campagne van doodsbedreigingen, intimidatie en brandstichting, die nog jaren doorwerkte. Dat heeft de weg voorbereid voor de opkomst van de PVV en Geert Wilders zelf heeft tactische bedreigingen heel effectief ingezet.
Iedereen die in het openbaar kritiek levert op de PVV of doelstellingen nastreeft die de PVV verwerpt, kan verwachten dat hij of zij door PVV-ers bedreigd wordt. Zeker als je persoonlijk kritiek op Wilders levert, en helemaal als je tegen hem aangifte doet. Daarnaast ontketent de PVV campagnes van haat en intimidatie tegen specifieke personen, om specifieke doelen te bereiken. Strafrechtelijk blijft de partijleiding natuurlijk buiten schot.
Angst leidt tot zelfcensuur
Wat voor gevolgen heeft dat? Allereerst electoraal succes: de PVV krijgt meer zetels dan Janmaat, omdat bedreiging de tegenstanders neutraliseert. Politici en journalisten staan veel minder negatief tegenover de PVV dan destijds tegenover Janmaat. Gewone burgers durven bijvoorbeeld niet op hun werk te zeggen dat ze tegen de PVV zijn, uit angst voor geweld door PVV-gezinde collega’s. Ze durven niet een anti-PVV-affiche in het raam te zetten, want dat is vragen om een baksteen. Of een brandbom. De angst leidt tot zelfcensuur.
Het klimaat van angst belemmert ook activiteiten, die niet rechtstreeks met de partij te maken hebben. Burgers zijn bang om iets ‘links’ te ondernemen. Na de moord op Fortuyn, bijvoorbeeld, vermeden VWO-ers milieukunde, de studie van Volkert van der Graaf. Bang om voor ‘linkse terrorist’ aangezien te worden, pasten zij hun studiekeuze aan. Als miljoenen Nederlanders hun gedrag aanpassen uit angst voor de PVV, dan heeft Wilders het land veranderd, ook zonder premier te worden.
Waarom wordt er niet opgetreden tegen de dreigcampagnes van de PVV?
Omdat anderen daarvan ook profiteren – in de Haagse politiek vooral VVD en CDA. Daarmee is ook het Kabinet-Rutte tot stand gekomen: zonder bedreigingen had de PVV minder zetels gehaald. De tegenstand in maatschappij en media werd verzwakt en binnen het CDA voelden tegenstanders van samenwerking met de PVV zich geïntimideerd. Mark Rutte wist natuurlijk dat de PVV mensen bedreigde, maar had er geen belang bij om tegen de PVV op te treden. Niet zozeer de bedreiging zelf, maar de bereidheid van mainstream politici om daarvan gebruik te maken, corrumpeert ook de rechtsorde.
Hoe komen we eruit? In de eerste plaats, door te erkennen dat politieke bedreigingen in Nederland hun oorsprong vinden in de Haagse politiek. Alleen als de gevestigde partijen daarvan afstand nemen, kan ertegen worden opgetreden. Een tweede stap is een zuivering bij politie en Justitie, waar PVV-sympathisanten in de meerderheid zijn. Pas daarna valt effectief optreden tegen PVV-ers te verwachten. En als dat niet helpt, legaliseer dan het bedreigen van politici. Dat zou ze in elk geval weerhouden, om burgers te bedreigen.