Hij was in Nederland, de grote natuurkundige Lawrence Kraus. De Volkskrant organiseerde een compleet Kenniscafé rond de man; de NRC hield het bij een ultrakort interviewtje. Krauss is een vooraanstaand kosmoloog, een van de bedenkers van de term ‘donkere energie’ (een onzichtbaar ‘íets’ dat je kunt gebruiken om de uiterst verwarrende recente metingen aan de kosmos te verklaren). Maar hij kwam naar ons land om zijn boekje te promoten: Universum uit het niets. Want dat is wat er volgens Krauss is gebeurd. Het universum is ontstaan uit het niets. Menigeen wist dat al. Een groot deel van de westerse mensheid haalt er zijn schouders bij op, maar voor Krauss is dat een uiterst belangrijke boodschap. Krauss heeft namelijk iets tegen theologen. Ook iets tegen filosofen, maar als hij in zijn boekje goed op dreef is, bijt hij vooral richting theologen. Volgens Krauss zijn dat namelijk mensen die zeggen dat het logisch onmogelijk is dat iets uit niets ontstaat. En aangezien er ‘iets’ is, moet dat ‘iets’ een oorzaak hebben. Filosofen zeggen dat het hier een groot raadsel betreft, theologen steken de vinger hemelwaarts en zeggen: God. Tot zover Krauss’ samenvatting van wat hij denkt dat deze mensen denken. Waar het om gaat, is dat ze er volgens Krauss allemaal naast zitten. De natuurkunde heeft dit raadsel opgelost, en zo het laatste godsbewijs vernietigd.
Hoe heeft de natuurkunde dat kunstje geflikt? Kern van de zaak is het kosmisch gebruik van het begrip kwantumfluctuatie. Volgens de kwantummechanica is lege ruimte niet echt ‘leeg’ omdat daarin voortdurend, héél even, zo maar, een deeltjespaar kan ontstaan: een deeltje en zijn antideeltje. Dat duurt zó kort dat de gewone natuurwetten (die zoiets niet toelaten) het niet in de gaten hebben. Meestal ‘vinden’ die twee elkaar weer, heffen elkaar op – en dan lijkt het net of er niks is gebeurd. Maar als zoiets voortdurend gebeurt in een zich extreem snel uitdijende ruimte, dan vinden die deeltjes elkaar nièt, en dan vult die uitdijende ruimte zich dus met materie. Iets uit niets.
Intellectueel bankroet van de theologie
Krauss denkt (hij is overigens niet de eerste of enige) dat de Big Bang zo’n uit de hand gelopen verzameling kwantumfluctuaties is. Dat zullen we overigens pas zeker weten wanneer we erin slagen om Einsteins relativiteitstheorie en de kwantummechanica te combineren tot één theorie, en het is maar de vraag of dat ooit zal lukken. Iets uit niets blijft dus waarschijnlijk altijd een hypothese.
Is God hiermee vernietigd? Krauss kraait van wel – maar dan moet je wel de natuurkundige definitie van ‘niets’ accepteren. Dat wil zeggen, een ‘niets’ dat niet echt ‘niets’ is omdat het nog steeds een cruciale eigenschap heeft: de potentie deeltjes voort te brengen. Is dat echt ‘niets’? Volgens Krauss wel. En datgene wat iedereen altijd niets heeft genoemd, namelijk het niets dat echt niets is, dat dus ook geen enkele eigenschap heeft, is volgens hem slechts een woordspelletje. Dat idee van niets moeten we vergeten. Als theologen weigeren om dat natuurkundige net-niet-niets te accepteren als het enige echte niets dan betekent dat volgens hem ‘het intellectuele bankroet van een groot deel van de theologie.’
Aristoteles
Ja ja, dat heb je met natuurkundigen: geen last van valse bescheidenheid. Tegenover de NRC (van 18 september) doet hij ook nog even lekker brutaal tegen filosofen. Daarmee heeft hij ‘de grootste botsingen’ gehad maar ‘uiteindelijk zullen ook de filosofen irrelevant blijken voor deze discussie.’
Wat het boekje van Krauss aantoont, is natuurlijk de irrelevantie van de natuurkunde. Krauss heeft helemaal geen ‘iets uit niets’ aangetoond – uiteindelijk is natuurkunde gebaseerd op causaliteit, en daarom zal zij (in de voetsporen van Aristoteles) altijd moeten constateren dat de kosmos geen begin heeft gehad. Ook het verschijnsel kwantumfluctuatie vraagt om een oorzaak, een verklaring. Het veel diepere filosofische probleem waar alles uit is voortgekomen, waarom er ‘iets’ is en niet (het totale) ‘niets’, staat daar volkomen los van.
Richard Dawkins
Krauss denkt ondertussen dat hij een on-ge-lofelijke doorbraak heeft opgeschreven. Daar hebben de zelfverklaarde tegenstanders van de religie wel vaker last van: iets te vroeg victorie kraaien. En wat ook zo merkwaardig is: ze vinden elkaar allemaal ge-wel-dig. Zolang je maar tegen religie bent. Richard Dawkins schreef een nawoord bij dit boek. Plechtig concludeert hij dat natuurkundigen als Krauss het idee dat god de wereld heeft geschapen ‘de genadeklap’ heeft gegeven. Hij noemt ‘Universum uit het niets’ zelfs het ‘kosmologisch equivalent’ van Darwins Origin of Species. Dat zal Krauss vast leuk vinden, die veren in zijn reet, persoonlijk aangebracht door de paus der atheïsten. Maar wat een onzin.
Lawrence Krauss, Universum uit het niets. Uitgeverij Nieuw Amsterdam, € 21,95.