Weten & Tech

Waar blijft de wetenschappelijke fraudepolitie?

01-10-2012 11:30

Een jaar na de affaire-Stapel is één ding wel duidelijk. De universiteiten, de koepel van de universiteiten VSNU, en de KNAW zio=en geen reden tot ingrijpen. Wetenschappers moeten gewoon beter hun best moeten doen. Ze moeten gewoon niet liegen. Gelukkig hebben anderen een meer realistische visie op het wetenschapsbedrijf.

De universiteiten en de VSNU hebben in juni hun ‘integriteitsbeleid aangescherpt’. Dat wil zeggen, de regeltjes van de Gedragscode zijn hier en daar scherper geformuleerd. De rest is aan de wetenschapper. En deze maand kwam de Commissie-Schuyt van de KNAW met haar eindrapport inzake ‘Zorgvuldig en integer omgaan met wetenschappelijke onderzoeksgegevens’.

Het woord ‘fraude’ was in de titel duidelijk taboe. Het probleem blijft in feite onbenoembaar. En een harde aanpak is in het rapport ook al niet te vinden. Wat beveelt de commissie aan? Dat wetenschappers beter hun best moeten doen.

Commissie-Schuyt
Kees Schuyt, in de NRC van 22 september, over eventuele strengere regels: ‘De huidige regels zijn duidelijk genoeg, maar moeten simpelweg beter worden nageleefd. Wetenschappers moeten zorgvuldiger onderzoek doen.’
Over mogelijk onderzoek naar de omvang van fraude: ‘Daar ga ik niet over. Daar moeten wetenschappers zelf over beslissen.’
Over een noodzakelijke verandering van de cultuur in het wetenschapsbedrijf: ‘In eerste instantie is het een taak van de onderzoekers zelf. Ze moeten hun vak serieus nemen.’

De Commissie-Schuyt vestigt al haar hoop op een hoger ethisch besef en meer sociale controle. Bijzonder aardig is het voorstel om wetenschappers een eed af te laten leggen. Ze moeten plechtig beloven nooit te frauderen. Zou het helpen? Daar is in ieder geval geen spat wetenschappelijk bewijs voor. Dan Ariely en zijn collega’s toonden aan dat proefpersonen die een eed of gelofte afleggen daarna inderdaad minder frauderen, maar het effect ebt heel snel weg. Wie mensen (of wetenschappers) met een plechtige eed op het rechte pad wil houden, moet ze ettelijke malen per dag een eed laten afleggen (1).

Peer reviews
Wat die sociale controle betreft: Schuyt spreekt de hoop uit dat wetenschappers ‘minder zouden publiceren en vooral elkaars werk eens gaan lezen’.
Maar dat zal niks uithalen. Het is algemeen bekend dat de formele controleurs (peer reviewers) niet of nauwelijks in staat zijn om fraude aan het licht te brengen. Het venijn zit in de cijfertjes, en vrijwel niemand heeft, of neemt, de tijd om die op te vragen en na te pluizen. Een vuttende wiskundige misschien. Maar daar hoeft niemand naar te luisteren.

Directe collega’s van de fraudeur, die hem dagelijks aan het werk zien, zouden iets kunnen opmerken. Het probleem is dat het veel gemakkelijker is om weg te kijken en je met je eigen werk te bemoeien. Komt daarbij dat iemand zoals Stapel zijn medewerkers zorgvuldig uitzocht op meegaandheid, en vervolgens in de watten legde. Stapel kende dat risico dus, en had het keurig afgedekt. Zo kon hij jarenlang doorgaan. Uiteindelijk viel hij door de mand, maar veel te laat. Tientallen reputaties en carrières kregen een forse dreun.

Tientallen procenten gefraudeerd
Wetenschap is dus zelfreinigend. Een beetje. Soms. En zeker minder dan vroeger. Er is geen enkele reden om te denken dat die zelfreiniging voldoende is om fraude, en de gevolgen van fraude, te voorkomen. Het interne controleproces komt alleen op gang als iemand iets verdachts opmerkt, en vervolgens bereid is om alle werkzaamheden opzij te schuiven om andermans werk tot op de bodem uit te pluizen en te herhalen. In deze tijd, waarin onderzoekers afgerekend worden op zo veel mogelijk publicaties, gebeurt dat dus maar hoogst zelden. Ze worden betaald om onderzoek op onderzoek te stapelen.

Een frauduleus artikel wordt dus hoogstwaarschijnlijk honderd keer eerder vergeten dan dat het wordt opgemerkt. Jaarlijks valt naar schatting een paar procent van alle publicaties door de maand als frauduleus. Dat betekent waarschijnlijk dat er in feite in enkele tientallen procenten gefraudeerd is.

Probleemgevalletje
De universiteiten en de KNAW hebben hun hoop gevestigd op de individuele wetenschapper. Die overwerkte, onderbetaalde stakker moet doordrongen raken van de hoogste ethische besef. Vanuit die hoek hoeven we dus niet veel meer te verwachten. En dat is jammer want de wetenschap moet ernstig uitkijken. Nog een of twee fikse fraudezaken à la Diederik Stapel en haar reputatie zinkt voorgoed in de diepte. Daarna mogen VSNU en KNAW nog zó vaak de bekende mantra herhalen ‘wij zijn zelfreinigend!’ – voor het grote publiek heeft de wetenschap dan afgedaan.

En dan kun je er donder op zeggen: even later besluit Den Haag dat het tijd wordt dat ‘de politiek’ ingrijpt. Dat het zo niet verder kan. Dat het ministerie zich in de fraudeproblematiek gaat verdiepen. En dan is de wetenschap héél ver van huis. Dan wordt de wetenschap een zorgenkindje, een probleemgevalletje.

Good laboratory practice

Gelukkig zien anderen het gevaar scherper. Frank Miedema, vicevoorzitter van de RvB van het UMC Utrecht constateert in de NRC van zaterdag dat externe controle noodzakelijk is. Hij trekt een parallel met de regels voor good laboratory practice. Om er zeker van te zijn dat wetenschappelijke resultaten ook werkelijk iets voorstellen (en niet het resultaat zijn van vervuiling, luiheid, slordigheid) moeten wetenschappelijke labs aan de hoogste standaarden voldoen. Ze kunnen op ieder moment ‘overvallen’ worden door internationaal erkende, gevreesde, inspecteurs.

Dat houdt de onderzoekers scherp, en houdt het onderzoek op niveau. En wat belangrijk is: die controle wordt niet georganiseerd door de wetenschappers maar door de instituten. Miedema constateert: ‘Wetenschap is volledig geïnstitutionaliseerd. Juist die instituten zijn aan zet om kwaliteitssystemen te implementeren, zodat wetenschappers optimaal kunnen functioneren.’

Tweede Stapel
Er zijn dus gelukkig onderzoekers die inzien dat het zo niet verder kan. Dat er een reële kans is op een meltdown van het vertrouwen in de wetenschap. Dat er een internationale ‘fraudepolitie’ moet komen die op elk moment binnen kan vallen om onderzoekers uit te horen, en onderzoeksgegevens op te vragen.

Het is te hopen dat een aantal instituten dit idee oppakt en uitwerkt, en zo een wetenschappelijk ‘keurmerk’ doet ontstaan. Andere instituten zullen niet achter kunnen blijven. Met een beetje geluk is extern georganiseerde fraudecontrole binnen een paar jaar volstrekt normaal. Hopelijk net op tijd om een tweede Stapel te voorkomen.

(1) Dan Ariely, The Honest Truth about Dishonesty.
De Nederlandse vertaling, ‘Heerlijk oneerlijk’, (Maven Publishers) verschijnt halverwege oktober.