Logisch dat personen die ongeschikt zijn voor een bepaald vak beter geen studie kunnen volgen die opleiden tot dit beroep. Iemand met epileptische aanvallen kan beter geen chirurg worden, een pedofiel beter geen peuterleider, een pathologische leugenaar beter geen rechter, een christenfundamentalist geen imam en zo kunnen we wel even doorgaan.
En wie kan nu beter beoordelen of iemand geschikt is dan de Colleges van Bestuur van onderwijsinstellingen? Zij zijn immers verantwoordelijk voor het aangeboden onderwijs en natuurlijk alwetend als het gaat om het beoordelen van studenten.
Sociale wetenschappen
Als we de discussie doortrekken is het niet vreemd dat een student sociale wetenschappen die ernstig fraudeert voor het leven geschorst wordt. En hetzelfde geldt natuurlijk voor een student die vijf tentamens in zijn tas heeft.
Voorheen konden instellingen personen maximaal twaalf maanden schorsen. Maar sinds enkele jaren is dit aangescherpt en kunnen onderwijsinstellingen studenten zelfs verbieden een bepaalde opleiding te volgen. Dankzij Norbert de Jonge, secretaris van de Partij van de Naastenliefde – in de volksmond ‘de pedopartij’ – die in Nijmegen pedagogiek studeerde. Hier was al discussie over, maar een praktijkstage met kinderen vond het universiteitsbestuur iets te bont. Ingrijpen lukte dankzij de Katholieke wortels van de universiteit. Uitingen van De Jonge werden – ironisch genoeg – niet passend gevonden bij de Katholieke identiteit.
Iudicium abeundi
Een student de toegang weigeren tot een opleiding, lag juridisch lastig. Voormalig onderwijsminister Plasterk vond er iets op: via een wettelijke bepaling werd het mogelijk iemand te verwijderen op grond van de geschiktheid voor de beroepsuitoefening. Naar aanleiding van deze kwestie is het volgende wetsartikel opgenomen, door het ministerie iudicium abeundi genoemd:
Artikel 7.42a 1. Het instellingsbestuur kan in bijzondere gevallen na advies van de examencommissie, de decaan of een met de decaan vergelijkbaar orgaan binnen de instelling en na zorgvuldige afweging van de betrokken belangen de inschrijving van een student voor een opleiding beëindigen dan wel weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
Memorie
In de Memorie van Toelichting bij deze wet wordt uitgelegd dat iemand niet zonder voldoende grond kan worden geweigerd: er moet iets ernstigs aan de hand zijn. De Memorie noemt zelf twee voorbeelden waaronder (hoe verrassend) de pedofiele student die pedagogiek wil studeren. Het andere voorbeeld betreft de geneeskundestudent die zich tijdens zijn coschappen zo gedraagt dat hem ‘in het geval hij arts was, een tuchtrechtelijke sanctie werd opgelegd.’
En sinds kort weten we dat studenten die jatten en frauderen ook onder deze categorie vallen en weggestuurd mogen worden. Volgens het persbericht van de hogeschool Rotterdam is het zelfs mogelijk studenten uit te schrijven van de hogeschool. Met andere woorden: bepaald gedrag leidt er volgens het bestuur toe dat iemand ongeschikt is voor alle beroepen waartoe de hogeschool opleidt.
‘Yo!’
Dubieus, Het wetsartikel is namelijk bedoeld voor uitzonderingen en met bovenstaande gevallen lijkt een precedent geschapen. Daarnaast kan de vraag worden gesteld in hoeverre instellingen (en hun bestuuders) zelf geschikt zijn om studenten voor bepaalde beroepen op te leiden. Of we moeten de lijn consequent doortrekken: Mensen die soms spelfouten maken zijn ongeschikt om leraar te worden, door rood rijden betekent dat je een carrière in de advocatuur kunt vergeten en spieken tijdens een tentamen betekent dat je ongeschikt bent voor welk beroep dan ook.
Daarnaast vind ik dat studenten die een mail beginnen met ‘yo’ weggestuurd moeten worden. Hetzelfde geldt voor studenten die overlast veroorzaken. Fietsen voor de deur parkeren mag op je werk immers ook niet.
Dit artikel werd eerder gepubliceerd op Vrij-Zinnig.nl.