De Raad van State, ons belangrijkste adviesorgaan van de regering, heeft deze week haar advies uitgebracht over het initiatiefvoorstel aangaande de ‘weigerambtenaren’. Huwelijksparen moeten volgens de afdeling niet geconfronteerd worden met godsdienstelijke of levensbeschouwelijke bedenkingen tegen een huwelijk tussen personen van gelijk geslacht. Met andere woorden, de Raad van State heeft haar twijfels “over de nut, noodzaak en aanvaardbaarheid van een mogelijke specifieke wet gericht op de positie van [ambtenaren red.] met godsdienstige of levensbeschouwelijke bedenkingen.”
Wat er hier op het spel staat is de vrijheid van de ‘weigerambtenaar’ om te bepalen wie hij huwt en wie niet. Deze vrijheid staat nu ter discussie. In een veranderende samenleving waar wij nu homoseksuelen als volwaardig lid van onze samenleving beschouwen, rijst automatisch de vraag wat de vrijheid van medeburgers, en in het bijzonder ambtenaren, omhelst om dit niet te accepteren.
Wat is vrijheid?
Laten we eerst kijken wat vrijheid eigenlijk betekent. Als we het concept ‘vrijheid’ analyseren, moeten we concluderen dat de ervaring ‘vrijheid’ relatief en arbitrair is. Dat wil zeggen, de betekenis van de term vrijheid bepalen wij zelf in de context waarin we dat willen zien. Wij bepalen wat een term inhoudt, omdat de identiteit van termen en woorden niet intrinsiek gegeven zijn. De Zwitserse taalkundige en tevens vader van het structuralisme, Ferdinand de Saussure (1857-1913), onderkende dit gegeven en stelde dat woorden (tekens) uit twee delen bestaan: de betekenaar (signifiant) en de betekende (signifié). De betekenaar betreft de uiterlijke verschijningsvorm zoals we het teken ‘vrijheid’ horen, spreken en kunnen lezen terwijl de betekende het mentale concept betreft wat wij met het teken vrijheid associëren.
Vrijheid betekent dus niets meer dan dat wij zelf bepalen en is dus conventioneel. Het teken ‘vrijheid’ is dus gevormd. Maar hoe is deze gevormd? Hoe heeft de betekende van het teken ‘vrijheid’ zich geconstitueerd? Volgens de structuralistische filosofie moeten we concepten, ideeën en opvattingen, als bijvoorbeeld ‘vrijheid’, als een accumulatie van processen en structuren zien waar wij ons als individu en maatschappij niet direct bewust van zijn. Een voorbeeld van structuren die onze vrijheid bepalen zijn instituties zoals de overheid, religie, wetenschap en het recht. De Franse postmodernistische filosoof Michel Foucault (1926-1984) stelt dat machthebbende en gerespecteerde instituties bepalen hoe wij over concepten denken. Hij noemt hun specifieke manier van denken, en de termen die zij binnen hun denken gebruiken, het discours.
Kerk versus overheid
Binnen elk discours denkt men op een eigen manier en beschouwt men dat als de waarheid. Afhankelijk van het instituut wat de macht heeft, wordt er een discours aan ons opgelegd. In de tijd dat het christelijk religieus instituut de machthebber was, werd met name de seksuele vrijheid beperkt. Abortus en anticonceptie, euthanasie én homoseksualiteit waren verboden. Desalniettemin werd er vrijheid ervaren. Toch zien we vandaag de dag dat we nu vrijer zijn op het gebied van abortus en euthanasie en zijn we helemaal vrij om anticonceptie te gebruiken en homoseksueel te zijn. Hier zijn het de instituties ‘de overheid’ en ‘het recht’ die in dit geval onze vrijheid hebben verruimd. Het was uiteindelijk het instituut ‘de wetenschap’ wat de onderliggende processen en structuren gevormd had welke zich vanaf de Wetenschappelijke Revolutie in een stroomversnelling begonnen te vormen wat tot de ontmythologisering van het christelijk wereldbeeld leidde. Hierdoor werd de macht van het instituut ‘de kerk’ ingeperkt, maar groeide de macht van het instituut ‘de overheid’ ‘het recht’ en ‘de wetenschap’.
Full body-scan
Wij leven nu in de veronderstelling vrijer te zijn dan vroeger omdat wij ons ontworsteld hebben van de oude onderdrukkende instituten zoals ‘de kerk’. Maar het ene machthebbende instituut heeft het andere machthebbende instituut simpelweg vervangen. Het is nu ‘de overheid’ en ‘ het recht’ wat bepaalt wat wij als vrijheid zullen ervaren. Nederland is kampioen in het afluisteren van de eigen bevolking, registreert met de OV-chipkaart al ons openbaar reisgedrag en nu moeten we een full body-scan ondergaan als we de vliegtuig pakken.
Wanneer we het nu over ambtenaren hebben die weigeren zich aan te passen aan de veranderende samenleving, omdat zij zich beroepen op hun vrijheid van godsdienst, zijn het de nieuwe instituties van ‘de overheid’ en ‘het recht’ die moeten bepalen wat vrijheid anno 2012 zal gaan betekenen. Is het ene onderdrukkende instituut vervangen door het andere? Als het aan de Raad van State ligt wel.