Een nieuwe trend doet zijn intrede in het land der jonge Amsterdamse auteurs. Na een reeks boeken over verhuizen naar de Grote Stad, uitgaan en seks is tegenwoordig de Apocalyps hetgeen waarover wordt geschreven. Na het goed gelukte post-apocalyptische Op Zwart van Willem Bosch komt Hanna Bervoets nu met haar derde en dit keer post-apocalyptische roman Alles Wat er Was.
Een synopsis is voor dit boek niet nodig. Alles Wat er Was is meer een eeuwenoud concept dan een verhaal. Acht mensen op een zondag verlaten in een school, er klinkt een knal en vervolgens wordt via TV, radio en internet geïnstrueerd de ramen, deuren en gordijnen te sluiten en niet naar buiten te gaan of zelfs naar buiten te kijken tot nadere instructie. Voila. Een vrijbrief om op de resterende 200 pagina’s de acht mensen volledig gek te laten worden.
In dagboekvorm vertelt Merel wat er gebeurt in de school. Een nadeel: het boek is in ik-vorm. Het perkt de vrijheid van acht mensen compleet gestoord te laten worden volledig in. Het feit dat Merel pas aan het eind van het boek doordraait, maakt dat het boek een beetje gezapig verloopt. Iedereen wordt gek, maar je merkt er bar weinig van. Zonde, Bervoets heeft een scherpe schrijfstijl, gebruikt creatieve vergelijkingen en kan de lezer qua woordkeuze en zinsbouw prima in de greep houden. Maar de spanning is er pas echt de laatste 20 pagina’s. Als de spanning zo’n 220 pagina’s eerder was begonnen, op pagina 40 waar je eindelijk weet welk gezelschap er zit, ook dat duurt te lang, dan had het boek je in volledige verbijstering achtergelaten.
In het boek is veel ruimte voor veel lange, filosofische mijmeringen en geinige soms Wikipedia-achtige weetjes. Ondanks dat Bervoets waarschijnlijk algemeen ontwikkeld genoeg is om die weetjeskennis paraat te hebben, lijkt het alsof er tijdens het schrijven ‘even gegoogled’ is om een leuk feitje bij een passage te vinden. Merel’s overdenkingen zijn interessant: de beschrijving van ‘zij die kijken en zij naar wie gekeken wordt’, over de mensen op TV en ‘het volk’ dat kijkt, geeft een ander inzicht op de mensen op TV. Ook haar gemijmer over sociale media is interessant: waarom delen we zoveel onzin? Wat we eten, waar we wat drinken? Is dat daadwerkelijk laten zien hoe tof we zijn, of willen we graag bevestigd hebben dat we nog bestaan, en willen we bevestiging dat anderen ook nog bestaan? En wat als alles wegvalt? Bervoets neemt de hele omgeving van de hoofdpersonen weg: ineens bestaat niets meer in de buitenwereld. Degenen die weggaan, komen niet meer terug. Zijn we bang om te verdwijnen? Een aantal stukken geven daarmee duidelijk Bervoet’s beeld op de huidige tijd van een overdosis aan informatie, de drang om te delen en de zoektocht naar bevestiging weer. Een beeld van de gemiddelde, hoogopgeleide twintiger. Misschien wel realistischer dan wij als hoogopgeleide lezer van in de twintig willen zien. Hopelijk is Bervoets in haar volgende roman nog scherper en kritischer. Overigens kunnen de cynici en niet romantici onder ons het epistel over ware liefde gerust overslaan. De rest van de overdenkingen zijn zeker de moeite waard.
Ondanks dat dit misschien niet de best gelukte uitvoering van het eeuwenoude concept is (denk aan Lord of the Flies, The Beach, The Road), is Bervoets wel degelijk een blijvertje. Met haar derde roman op de juiste weg. Traagheid kan goed zijn, maar werkt niet altijd. Nu in ieder geval niet. Alles Wat er Was had absurder gemogen, luguberder, mensen mogen sneller gek worden, en gekker worden, meer onverwachte dingen om de spanning erin te houden, meer pit, meer psychologische spelletjes. En Bervoets’ observaties op de doelgroep mogen best wat feller. Ik ben in ieder geval benieuwd naar de vierde roman.
Foto: Stephan Van Fleteren