Laat ik beginnen met te zeggen dat dit over jou gaat, zodat je niet hoeft te schrikken, niet van mij. Ik had gewild dat je nooit zou schrikken. Ik had gewild dat ik je nog een keer aan kon kijken, misschien een stukje gaan rijden met het raam open, de wind tegemoet. Praten en de tijd vergeten. Het eten dat langzaam koud wordt en uiteindelijk beseffen dat iedereen om ons heen het restaurant heeft verlaten. Dagen lang in bed liggen, verstrengeld in de lakens, elkaars blikken vangen, om een steek van verlangen te voelen.
Ik had gewend willen raken aan je hand die mijn hand zo sterk en vastberaden vast had. Willen zien wat je blik zou zijn wanneer je de zee zag of je opzij zou kijken om te peilen wat ik zou doen, rennend door het zand als twee kleine kinderen. Ik had het allemaal graag gewild.
Je harde gezicht die stap voor stap zachter werd. We hadden geen benul van hoe het zou lopen, maar we liepen, omdat je nou eenmaal moet doorlopen. Je schreeuwde vaak dat je het niet begreep, maar we doen nou eenmaal dingen die niet te snappen zijn. Ik verontschuldigde mij ontelbare keren en we hielden daarna steeds een beetje meer van elkaar.
Opgelucht, dat ook na dit gevecht er toch nog een witte vlag bestond. Opgelucht, dat het wij, vandaag nog niet was opgehouden. We wisten dondersgoed dat het er ooit aan zou komen. Er werd over gezwegen, maar blikken verraadde onze gedachten. Ons plaatje, ons verhaaltje. Ik zag het allemaal langzaam vervagen.
Maar toch bleef ik haken, door een onverwachte zin, een onverwachte wending, een stille hoop. We beloofde elkaar opnieuw en opnieuw de verandering in ons eigen, waar sommige faalden, bleef ook menig staan. Ik wilde nog een keer met jou tellen, tellen totdat het stoplicht op groen zou springen en blijven steken op één, omdat het langer duurde dan gedacht. We maakten allerei plannen, om ook weer in duigen te vallen. Omdat het nog niet onze tijd was, omdat toeval ons zou brengen waar we moesten zijn. Objectief gezien waren wij al maanden dood, maar wij hielden meer van het subjectieve, subjectief waren wij, nog wel even wij.
Rosa van den Driesche schrijft iedere week Proza van Rosa. Ze twittert daarnaast ook.