Haar wenkbrauwen waren bestemd voor de regen
dat als bakken naar beneden viel
hield zij haar ogen wijd open
om niets te missen
van het schouwspel op krakende planken
hoorde je het hartzeer al van ver komen
dreunde het akelig door
naar de achtertuin waar nooit iemand wilde
zitten, waar nooit de zon kwam kijken
Ze beloofde je allemaal de hemel
de één met nog meer sterren dan de ander
Liefde totdat de dood ook zijn deel
zou komen opeisen
Jij wilde trouw, met grote ogen sprak jij
luid en duidelijk beloftes uit en keek terug
met doordringende blik zonder twijfel
zoals je aan haar kon zien
Vond jij schatkisten vol goud
in handen van vreemden
nooit gevraagd naar de herkomst
of het verleden
Altijd op reis
uitgeput wanneer je neerstreek
op het oneindige, dacht je aan opgeven
en in het heetst van de strijd
werd je al instortend alsnog overgehaald
door de lichten in de ochtend
schenen ze als het goud van vreemden
zonder herkomst in je handen
Waren ze niet schitterend?
Rosa van den Driesche schrijft iedere week Proza van Rosa. Ze twittert daarnaast ook.