Ik weet niet waar mijn haat jegens honden vandaan komt, maar het zijn niet bepaald mijn favoriete beesten. Het gekwijl, het geblaf, de muffe lucht die om ze heen hangt, ik hou er niet van.
De avondklok die nu ruim een maand in Cairo van kracht is helpt hier niet bij. Nu de straten rond middernacht zijn uitgestorven nemen straathonden, die zich overdag tijdens alle drukte gedeisd houden, de stad over.
Journalisten zijn van de avondklok ontheven en met mijn perskaart mag ik zo lang op straat blijven als ik wil. Dat klinkt heel leuk, maar dat is het in combinatie met wilde honden die de boel regeren niet, zo kwam ik laatst achter.
Ik was op mijn fiets op weg naar een vriendin die in een wijk woont waar de avondklok niet zo heel strikt gehanteerd wordt, en waar – naar verluidt – relatief veel cafes en restaurants open zouden blijven. Dat wilden we zelf wel eens zien, dus we besloten een rondje te fietsen om te kijken wat er na het ingaan van de avondklok nog te beleven viel.*
Ik rijd zo hard als ik kan tegen het verkeer in van de oprit van een viaduct van een zesbaans brug af, want de straat is uitgestorven. Waar ik me normaal gesproken langs auto’s moet wringen die in de file staan, rijd ik nu moederziel alleen midden op de weg.
En dan komen er opeens uit het niets vier van die grommende kutbeesten aangestormd, happend naar mijn broekspijpen, tanden ontbloot. Er is verder helemaal niemand op straat, dus als ik gebeten word en van mijn fiets val, heb ik een probleem. Gelukkig ben ik ze net te snel af.
Op de terugweg naar huis word ik opnieuw meterslang achtervolgd door een volledig op hol geslagen grommende hond, die pas ophoudt met naar mijn trappers bijten als hij twee mannen die ons tegemoet komen lopen in het vizier krijgt en vervolgens wild blaffend op hen af rent.
Als ik vervolgens buiten adem bij een checkpoint van het leger aankom, komt daar net een buurtbewoner aanlopen die vraagt of er een soldaat mee kan komen naar zijn huis. ‘Er staat een boze straathond voor mijn apartementencomplex, ik kan mijn huis niet in’, legt hij uit. De soldaat kijkt hem niet-begrijpend aan. ‘Daar kan ik toch niks aan doen?’
‘Jij hebt een geweer en kunt op dat beest schieten. Dan gaat hij vast wel weg’, zegt de jongen hoopvol. De soldaat schudt lachend zijn hoofd en legt de bange buurtbewoner uit dat zijn geweer daar niet voor bedoeld is. Hij moet zelf maar een oplossing vinden.
De jongen druipt teleurgesteld af. Als ik een paar minuten later voorbij de straat waar hij woont fiets zie ik hem stenen naar de hond gooien, die daar alleen maar harder van gaat grommen. Thuis aangekomen vertel ik mijn verhaal aan de lokale falafel-verkoper (die zich ook niet aan de avondklok houdt en gewoon de hele nacht door broodjes verkoopt).
‘Er is gisteren een kind doodgebeten door een straathond’, weet hij. En hij kent meerdere mensen die de afgelopen weken door honden aangevallen zijn. Een van zijn klanten vindt het tijd dat het leger ingrijpt. Ik vraag hem hoe hij dat precies voor ogen heeft. Hij grapt dat ze vast nog wel wat traangas hebben liggen om de wilde beesten te verjagen. De falafel-verkoper oppert dat er een groep soldaten de straat op gestuurd moet worden om alle straathonden dood te schieten. ‘Een goede oefening om te leren schieten’, lacht hij.
Vorig jaar was er flinke ophef over een ‘opruim-actie’ van een dierenasiel dat met het verspreiden van vergiftigd vlees in een wijk in Cairo tientallen straathonden om zeep hielp. Ik vraag me af mensen zich daar nu nog zo druk over zouden maken.
*(Toevalligerwijs is dit dezelfde wijk als waar een paar dagen geleden een Fransman werd gearresteerd vanwege het overtreden van de avondklok, in de gevangenis werd gegooid en vervolgens werd doodgeslagen door zijn celgenoten.)