Wanneer ik dinsdagnacht rond een uur – of is dat woensdagochtend? – richting huis fiets, kruipt traag maar hardnekkig Lionel Ritchie’s “Dancing On The Ceiling” in mijn hoofd. Niet bepaald de eerste associatie die je hebt bij de jaarlijkse viering van de onafhankelijke cultuur, Incubate, een wereldhit met een plaats in de Top Honderd Aller Tijden. Maar toch, het wil er niet uit. En ook nu, wanneer ik aan gisterenavond terugdenk, hoor ik Ritchie zingen Woohoo what a feeling, we were dancing on the ceiling.
De schuld hier aan ligt bij Hooded Fang, of beter bij het publiek van Hooded Fang. Een minuut of twintig in de set van deze garagepop band gaat het publiek helemaal los. Een ranke jonge blonde heer (naam, rugnummer en twitter account bekend bij de redactie, maar niet relevant voor het verdere verloop van het verhaal) trekt zijn broek op, stapt op het podium en werpt zich met een sierlijke lijn in het tot dan toe braaf hupsende en hoofd knikkende publiek. Het tot dan toe braaf hupsende en hoofd knikkende publiek, want dat is vanaf dan ook meteen en definitief afgelopen. De kuil explodeert onder deze ranke jonge blonde heer (naam, rugnummer en twitter account bekend bij de redactie) en wanneer zijn voeten de grond weer raken is de kuil van Cul de Sac in een pompende pit veranderd.
Hooded Fang geniet er zichtbaar vang, de energie en het spelplezier spat van het kwartet af. Een band die sowieso iets te vieren heeft, want – zo vertelt de bassiste ons – de gitarist wordt deze nacht 30. Het leidt tot publieksparticipatie, om 11.59 kaapt een trio mannen (namen, rugnummers en twitter accounts bekend bij de redactie) de microfoon van de bassiste en zet een verjaardagslied in. Mayhem about to happen. De Cul De Sac zingt mee en hupst daarna verder op de aanstekelijk pophoeks in gruizige gitaar vervorming. Tot dat dus die ranke jonge blonde heer (naam, rugnummer en twitter account bekend bij de redactie) zich in het publiek werpt. Dan is het chaos. Na de ranke jonge blonde heer volgen meerdere en uiteraard volgt ranke jonge blonde heer zelf ook nog meerdere malen.
En bij een van die keren besluit ranke jonge blonde heer zijn voeten tegen het lage plafond van de Cul de Sac te zetten, begint hij te lopen, zijn schouders nog op de bewegende massa (in Cul de Sac is 50 man al een massa) en doet zo een koprol over het publiek. Precies het publiek waar Hooded Fang op hoopt, en waarschijnlijk niet had verwacht. Zelf even hard genieten van de massa voor hen, als die gevulde Cul de Sac van hun. Een publiek dat letterlijk de voetjes van de vloer haalt en danst op het plafond.
En nu zit ik dus met dat nummer in mijn hoofd.
Maar uiteraard stond niet alleen Hooded Fang gisteren te spelen. Het was de afsluiter van wederom een vol programma met mogelijkheden. Het was niet eens mijn hoogtepunt (mijn, ja. Ik schrijf in de ik-vorm, wil best objectiviteit impliceren, maar die is verdwenen toen ik gisteren koos wat ik wilde gaan zien. En misschien was Supersilent in Paradox ook wel heel bijzonder, maar daar was ik niet.).
De tweede Incubate avond begint voor mij in Extase. Daar speelde 50% van Hooded Fang in de hoedanigheid van Phèdre, een zij-project van de garagepop band die later dus Cul de Sac op zijn kop zette. De electro-pop-hiphop-punk-disco combo kreeg dat echter niet voor elkaar in Extase. Leuk, is het korte oordeel. Gemaskerd rappen over kale disco beats, veel en energiek bewegen op de bühne en daarbij zelf veel lol hebben, is natuurlijk altijd leuk. In het boekje van Incubate staat dat ik moet denken aan een mix van Ariel Pink en Grimes, wat ik dan ook doe. Beide vind ik interessanter, maar het is een vermakelijk eerste half uur dat een glimlach op mijn gezicht tovert en mij uit het oude mannen dutje dat ik eerder op de bank thuis deed op schudt. Op naar Dead Meadow, minder carnaval, meer rock.
Opvallend dit jaar is dat al op maandag – en dus ook op dinsdag – alle zalen redelijk tot heel vol staan. Ook de kleine zaal van 013 is al aardig gevuld voor Dead Meadow, een stonerrock trio uit Amerika. Begrijpelijk daar de psychedelische rock die de band over de zaal uitrolt sterk in elkaar zit. Stevige riffs, meeslepende solo’s in de jams, Dead Meadow kent de blauwdruk en voert deze precies maar wel met eigen invulling uit. Het vreemde is echter dat ik er na een half uur wel mee klaar ben, vreemd omdat ik op Roadburn vier dagen lang dit soort bands per dozijn slik.
Waarschijnlijk is het de verlokking van het verdere programma dat mijn aandacht verslapt. Misschien nog even Raaf in Cul de Sac? Snel naar The Wedding Present of boven kort Men Of Mega kijken? Of toch richting Paradox voor Super Silent? In plaats van genieten en meegaan lopen deze vragen door het hoofd. En uiteindelijk wint Raaf. Een keuze gebaseerd op de helft van Raaf, als gitarist ook weer de helft van Those Foreign Kids vormt, Marijn Westerlaken.
Dat andere duo, uit Haarlem, heeft pas geleden de beste Nederlandse noiserockplaat van de afgelopen twee weken uitgebracht. Een heerlijk compromisloos stukje noisepunk waar loei harde en snijdende gitaar en drums worden gecombineerd met aanstekelijke melodieën. Raaf heeft, buiten deze connectie, echter niets te maken met deze noisetornado. De twee gitaristen staan rondom een kruk waarop een drumcomputer ligt die droge goth-wave beats naar buiten pompt en zij vullen dat aan met hun gitaarwerk. Het is de wave en industrial uit de jaren ’80 die hier klok slaat, Death In June schiet door het hoofd maar ook Clock DVA. Tijd om door te lopen, echt richting de jaren ’80/’90.
Extase, de alternatieve danskroeg die eind jaren ’80 en in de vroege jaren ’90 haar betere dagen draaide met elke wave-er van Tilburg langs de dansvloer herbergt nu een band met hoogtij dagen in dezelfde periode; The Wedding Present. De band rond David Gedge zal vanavond Hit Parade uit 1992 integraal spelen, elke single die daar op is samengebracht. Het zou flauw zijn om te zeggen dat de 21 jaar oude nummers wat gedateerd klinken, maar het is wel jammer dat The Wedding Present zich geheel op deze goede oudere werken richt, terwijl Valentina uit 2012 ook gewoon een aantal zeer fijne nummers heeft.
Toegegeven, de dissonante Britse indiepop die de band in de vroege jaren ’90 maakte wordt er niet op geëvenaard, maar het doet wat vreemd aan. Vreemd, maar niet slecht. Hoewel Gedge het enige vaste en originele lid van The Wedding Present is en de tweede gitarist er uit ziet alsof hij op zijn best in de luiers zat toen de serie aan singles uitkwam, is het een overtuigende en goed geoliede machine die staat te spelen. Maar wederom blijf ik niet tot het einde hangen. Er is namelijk al een ander hoogtepunt van te voren in gecalculeerd; And I Watch You From Afar.
En het is maar goed dat die band me enkel van verre bekijkt, eigenlijk dat er überhaupt niemand naar mij kijkt. Anders zou het kwartet uit Belfast en de mij omringende mensen een volwassen man zien grienen. Grienen, ja. Want dat is wat met mij doet, het roert me, roept euforie, angst, woede of gewoon rust over mij af. En daarom schrijf ik ook over muziek. Niet omdat ik de nieuwe Simon Reynolds of – op nationaal niveau – Gijsbert Kamer wil worden, maar omdat ik mijn passie wil delen. En nu deel ik dus dat ik bij And So I Watch You From Afar de ogen niet droog houd, ingepakt in een grap met een baard. And So I Watch You From Afar is al een band die elke live show alles geeft en 100% in de overdracht van de muziek duikt. Voor Incubate lijken ze echter in een bak met extra energie te zijn gedoken en wordt met 120% de energieke mix van postrock, punk en Ierse folk op de Kleine Zaal afgevuurd.
En dat raakt mij. Functionele gitaarsolo op functionele gitaarsolo wordt op het publiek afgevoerd, terwijl de ritme wisselingen om de oren vliegen. En dat alles terwijl de band letterlijk en figuurlijk over het podium vliegt. Als ik nu moest worden beantwoorden wat mijn hoogtepunt op Incubate 2013 was, dan zeg ik volmondig zonder twijfelen And So I Watch You From Afar (en daarna The Revival Hour). Met nog vijf dagen te gaan is de lat in ieder geval goed hoog gelegd. Een lat waar Hooded Fang in de Cul de Sac muzikaal niet overheen weet te komen. Maar memorabel was dat wel, mede te danken aan de inzet van ranke jonge blonde heer (naam, rugnummer en twitter account bekend bij de redactie), die vond dat er wat meer beweging in de zaal mocht en dat met een sierlijke duik wist te veroorzaken. En dan is het hem vergeven dat ik nu nog steeds met dat vervloekte nummer van Lionel Ritchie in mijn kop zit.
Tjeerd van Erve is docent geschiedenis en schrijft onder andere voor Gonzo (Circus), ThePostOnline, NU.nl en LUIFABRIEK over muziek en (underground) cultuur. En nu is hij een week lang op Incubate, met potlood en camera.