Voet voor voet, behoedzaam bewoog ik mij voorts op het grote plein. De afstand was korter dan ik dacht. Misschien was het de angst die mij bedwelmde. Alles draaide een beetje. Om mij heen liepen meisjes met grote witte tassen. Dat was een goed teken. Die waren dus al geweest. Die waren niet meer daar binnen, daar waar ik zo binnen zou treden.
Zenuwen. Mijn handen zweetten. Mijn ogen draaiden. Ik viel bijna om. Mijn tas leek zwaarder te worden. Ik had mijn laptop mee. Waarom had ik ook mijn laptop mee? Ik had willen schrijven in de tijd die ik door zou brengen in de trein. De zenuwen en een Duitse dikke man die mijn halve stoel in bezit nam en zodoende wel mee móést kijken, weerhielden mij ervan ook maar iets op papier te krijgen. Blijkbaar voelde ik het de hele reis al aan. Dat de laatste paar stappen mij zouden doen duizelen. Dat de traptreden die naar de deur leiden op z’n minst drie meter hoog voelden. De voortekenen. Ik had het moeten zien. Ik had mijzelf nooit moeten dwingen tot het chaotische oorlogsballet waarin ik zou belanden.
Survival of the fittest
Ik ging namelijk naar de Primark. Vraag me niet waarom. Het gebeurt altijd in een vlaag van verstandsverbijstering. Voor de onwetenden onder ons zal ik even toelichten wat de Primark is. De Primark is de vleesgeworden waanzin van de Nederlandse gierigheid, van de koopziekte die bijna iedere vrouw heeft. Die koopziekte die alleen in films lijkt te bestaan. Een paradijs met goedkope kleding. Althans, dat was het plan. Een paradijs is het niet geworden. Het is een loopgravenoorlog waarin men stofbommen naar elkaar gooit. Kleding wordt gebruikt als krachtmeting zoals dat met touwtrekken gaat. Alleen de sterksten overwinnen.
Het kost me meestal een half uur voordat ik me realiseer dat ik na drie rondjes – drie levensgevaarlijke rondjes, laten we wel wezen – nog steeds een leeg mandje heb. Beteuterd staar ik naar beneden als er iemand tegen mij opbotst. Op het moment dat ik opkijk, word ik omver geduwd. Er is weer een jacht om de prooi bezig. Ruzie. Met grote stappen rennen de vrouwen elkaar achterna. Ik vraag me iedere keer af waarom. Er is namelijk geen leuke kleding bij de Primark.
Teveel prikkels
Of ik heb écht een non-talent voor shoppen. Wat me een beetje sterk lijkt. Ik bedoel, pff, hallo. Ik heb alleen geen budget om écht te winkelen.. Ik voel aan de blauwe plek op mijn schouder en de snee in mijn lip terwijl ik naar de paskamers kijk. Een rij tot in de diepste krochten van de winkel. Passen in de winkel is niet toegestaan, namelijk. Om mij heen staan vrouwen zich uit te kleden om de rij en tevens een miskoop te vermijden. Alles draait. Teveel prikkels. Hoe kan iemand dit aan?
Even overweeg ik in de lange rij van de kassa te gaan staan. Al is het maar voor een paar sokken. Om niet weg te gaan zonder iets te kopen. Om niet voor niets deze ellende doorstaan te hebben. Ik doe het niet. Ik kan het niet. Ik kan deze manie niet langer verdragen. Het blijft mij een raadsel hoe meisje na meisje weg gaat met twee grote met kleding gevulde tassen. Ik besluit ook weg te gaan. Gedesillusioneerd deponeer ik het mandje weer op zijn plaats. Ik wil niet schuldig zijn aan deze ravage. Ik ga nooit meer terug. Tot ik over twee maanden blut ben en dit trauma heb verdrongen.
Dit is een repost.