The Portugal Post, editie 13, jaargang 1

28-10-2013 16:35

 

1372940517526

 

Queridos amigos e amigas, mijn leven is niet zo makkelijk als u denkt. Vraag krijg ik lezerspost vol onverholen jaloezie en kinnesinne en klaagzangen als: nou nou, poe poe, u zit daar maar altijd met uw luie bips in de zon, een beetje uit uw gok te peuteren en uw belangrijkste activiteit is het voederen van de hondekes en kartonnen dozen met vijf liter uitstekende tafelwijn kopen bij de buurtsuper van Pedro Polio voor het onwaarschijnlijke bedrag van 4,95 euri. U ontmoet enkel leuke mensen en paradijsvogels zoals Coco de Algarve Man, Willem Whiskey, Piet Piraat, de Poffertjesman, de Worstenman, de Zwembadman, de Computerman en de Kusjesman. U hoeft niet de hele dag over Zwarte Piet en Sylvie van der Vaart te discussiëren en u prijst zichzelf gelukkig dat u al acht jaar geen televisie meer hebt noch. Und so weiter, und so weiter.

Ik word er wel eens doodmoe van. Enerzijds denk ik, stelletje miserabele sloebers, u koopt voor 60 euri een enkele reis naar Faro, bij Transavia, en dan zit u net als ik te makken uit de vleespotten van de Algarve terwijl de koperen ploert genadeloos op uw schedeldak beukt. Maar nee, dan krijg je al die kletskoek als: verlies ik dan mijn recht op de AOW niet, ik wil Sinterklaas, Kerstmis, Oud en Nieuw, Pasen en Koninginnedag niet zonder de kinderen en de kleinkinderen vieren, ik krijg altijd meteen reizigersdiarree als ik op restaurant ga in de Algarve, ik spreek de taal niet en ik ben bang dat zigeuners mijn huis leegroven. Goed, dat leegroven, daar zit een kern van waarheid in al gaat mijn bloed koken als ik zulke gemene vooroordelen over bepaalde bevolkinsgroepen lees.

 

3238-24 Zigeuners bij Vaals onder bewaking van Belgische gendarmes. 1928

 

Om te overleven in de Algarve moet je bikkelhard zijn, vergelijk het gerust met Rio de Janeiro of Johannesburg al hebben wij natuurlijk minder last van Pieten (ik bedoel uiteraard de discussie rond Piet).

Zo worden we al maanden geplaagd door inbraken en gewapende roofovervallen en  in de regel zijn de daders geen hardwerkende Portugese keuterboeren of schelpenvissers. Ik heb daarom als notabel en eerwaardig lid van mijn gemeente besloten perk en en paal stellen aan deze verschrikkelijke toestand. Samen met gepensioneerde zware jongens als Coco, Willem Wiskey en Piet Piraat hebben wij het Safe Winter Crime Prevention bedacht, in nauwe samenwerking met de burgemeester van ons dorp en het hoofd van de GNR, de gevreesde politie. Ik hou u hier de komende maanden nauwzettend van op de hoogte, ondertussen is de burgerwacht, bestaande uit de drie eerder genoemde heren reeds actief, al dan niet met bivakmutsen en honkbalknuppels. Nu tijd voor de Post!

PIET PUK MET DE POST!

 

pietpuk

Kom er maar in, Caroline van denk Akker!

Oi, vagabundo,

“Um cão incrível!”, een geweldige hond, hij moest alleen leren luisteren, riep de herder lachend uit de verte. Ik was de dag ervoor door mijn goede vriend, José Manuel opgehaald van het vliegveld in Lissabon, om  een week door te brengen bij Nuno, kunstschilder, en voormalig  – top! – kok in Amsterdam, die doende was om een boerderij aan de Alentejaanse kust, om te toveren naar een vakantieparadijs.  José’s kinderen, Ana en Manuel, João, ook kunstschilder en Henk Abbink, de poppenspeler, waren er al, we moesten alleen zijn vader nog ophalen in Évora, dat – voor wie het nog niet weet – aan de Spaanse grens ligt. Een kleine twee-en-een-half  uur rijden dus, en nog zoiets naar de monte van Nuno.

Pa opgehaald. Na een half uurtje begonnen de magen te knorren. Culinaire stop ingelast. José kent Alentejo op zijn duimpje en weet ook precies waar het op dat gebied goed toeven is. Meer dan voldaan gingen we weer op weg. We hebben samen wat verdwaald rondgereden, maar voor het eerst in onze reisgeschiedenis bereikten we zonder omzwervingen ons doel. Zo deden we er een keer tien uur over, i.p.v. vijf, om in Saarbrücken te komen waar vrienden een feest gaven; druk pratend namen we steeds de verkeerde afslag en hebben ongeveer drie keer het Belgische strand gezien. Het is slechts een voorbeeld uit talloze… Het verliep gesmeerd deze keer, tot ik bij het uitstappen ontdekte dat ik mijn tasje, met alles erin – paspoort, ticket, geld, traveler-cheques, walkman, medicijnen – aan de stoel in het restaurantje had laten hangen. Mijn maag draaide om. José balen, natuurlijk, maar al snel weer het komische van de situatie inziend.

Geen telefoonnummer, dus op goed geluk weer twee uur rijden terug. Wat een ramp zou het zijn, als mijn hebben-en-houden in de verkeerde handen terecht was gekomen! Maar nee, het waren twee knoestige, betrouwbare knuisten, die mij mijn zwarte, volgepropte kleinood aanreikten en die even later beledigd de geldbiljetten in mijn zak terug propten,  die ik als dank wilde geven. Nee, wij kregen versterkingen voorgeschoteld en ingeschonken om van de schrik te bekomen en om opgemonterd weer de terugreis aan te kunnen vangen. Eindelijk arriveerden we, in wat ik dacht, die oase van rust.

Dat had ik gedroomd, nou ja, droomde ik maar! De vijf mannen waren de hele nacht verwikkeld in een strijd om wie het hardst kon snurken en toen de zon zich in alle vroegte liet zien, ontwaakte de natuur met een daverend lawaai van zingende vogels, kraaiende hanen, blaffende honden, loeiende koeien, mekkerende geiten en blatende schapen. Nuno was er, als uitstekende gastheer, ook vroeg bij en bereidde  met liefde een uitgebreid ontbijt voor me, ter compensatie. Ik wilde gaan wandelen, maar iedereen sliep nog. Ik kende de omgeving niet. “Neem Beep Beep mee, die heeft zo zijn routes en brengt je op zeker weer veilig terug!”.

Daar ging ik dan, op pad met Nuno’s enorme, heerlijke, wollige schapendoes. Onthaasten, na een paar krankzinnig drukke weken in Nederland, dat wilde ik en dat zou ik! Beep beep had blijkbaar zijn lange route gekozen. Ik draag nooit een horloge, op dat ene na, dat ik na veelvuldig aandringen van een baas had aangeschaft. De wijzers waren een vork en een mes. “Kijk, ik heb er een, hoor!”, had ik triomfantelijk geroepen:”Weet ik tenminste wanneer het lunchpauze is!”. Het was geen lang leven beschoren; toen een tram te snel een bocht nam, sloeg ik het aan gruzelementen tegen een metalen paal. Ik moest het dus hebben van de stand van de zon en mijn tijdsgevoel en dat zei dat ik al úren had gelopen. Geen idee waar ik was en vertrouwend op een hond, tja… Ik begon me een weinig ongemakkelijk en ook vermoeid te voelen en kreeg honger en dorst.

Wauw, daar nam de does in ene een spurt en gaf een staaltje weg van de reden waartoe hij op deez aardkloot was: schapen! Stonden ze zo even nog her en der verspreid vredig te grazen, binnen no time had onze viervoeter de hele kudde aan het rennen en met omtrekkende bewegingen bij elkaar gedreven. Wat je noemt: imposant! De hoofdschuddende herder gebaarde me te komen. ‘”Dat doet hij nou altijd, die Beep Beep!”. “Ah, hij kent de hond, dus ook zijn baas, dus weet hij ook waar hij woont!’, schoot het vol opluchting door mijn hoofd. Hij haalde een fles wijn te voorschijn, chorizo en brood en noodde me om naast hem op een boomstam te komen zitten. Al drinkend en peuzelend vertelde hij honderduit over zijn schapen: dat was zwanger, dat een zeer pootje, dat gaf veel melk, dat had de mooiste wol. Ze werden stuk voor stuk aangewezen en besproken.

Ik voelde me in een klap vanzelfsprekend een met zijn wereld en omgeving. Geen begroeting plichtplegingen, geen vragen naar wie ik was of waar ik vandaan kwam. Het deed er niet toe: ik was! Ik zou nog vaak gewoon ‘zijn’, bij de boeren en boerinnen, de smeden, de timmerlieden en een paar maanden terug nog bij de kurkschillers. Dat was wel anders toen ik een uur later, inderdaad gegidst door mijn trouwe, enthousiaste metgezel, bij de monte aankwam. “Waar was je?”, “Waar bleef je?”, “We maakten ons ongerust!”. Oké, fijn als er aan je gedacht en op je gewacht wordt, maar wat geniet ik er op zijn tijd van om op te gaan in… niets?

Festinhas voor je meisjes

 

Bedankt Caroline en tot volgende week! Beste mensen, op de valreep krijg ik een telex van de Fatima Frank-stichting omtrent Mein Kampf van Adolf Hitler. Federatief Joods Nederland (FJN) gaat aangifte doen tegen de Amsterdamse kunstgalerie Totalitarian Art Gallery, die Hitlers Mein Kampf verkoopt. Dat zegt voorzitter Herman Loonstein tegen NRC Handelsblad.Vrijdag berichtte NRC dat het boek in de boekenkast van de Amsterdamse kunstgalerie staat. Loonstein tegen NRC:

“In een tijd van ongekende toename van antisemitisme is het belangrijk dat met harde hand wordt opgetreden tegen deze vorm van haatzaaien.” De verkoop van Mein Kampf is in Nederland sinds 1974 bij wet verboden vanwege het haatzaaiende karakter. Maar Michiel van Eyck, de eigenaar van Totalitarian Art Gallery, zei gisteren tegen deze krant dat het om “historisch materiaal” gaat dat bij zijn collectie past. Hij verkoopt naast twee originele exemplaren en één Nederlandse vertaling van Mein Kampf onder andere kunst uit de Sovjet-Unie onder Stalin, China onder Mao en nazi-Duitsland. Federatief Joods Nederland roept justitie op de exemplaren van Mein Kampf “met onmiddellijke ingang” in beslag te nemen en strafrechtelijke vervolging in te stellen. Zes jaar geleden was het verkoopverbod in het geding. De toenmalige minister van Onderwijs Plasterk betoogde dat Hitlers boek vrij verkrijgbaar zou moeten zijn. Een krappe meerderheid van de Tweede Kamer stemde toen tegen. Galeriehandel Van Eyck zei tegen NRC Handelsblad dat hij niet bang is voor vervolging.

Allemaal lariekoek natuurlijk, lieve lezers. Sinds jaar en dag kunt u bij de zusterorganisaties Stormfront.org en Radioislam-org Mein Kampf gewoon downloaden, gratis en in het Nederlands. Dus waar hebben we het over, en bovendien hebben we slechte ervaringen met het verbieden van boeken. Mijnheer Loonstein heeft kennelijk nog nooit van internet gehoord. Een en ander brengt mij terug naar Paraguay, waar ik vier jaar lang-nazipremierjager was, vaak vergezeld oor Rob Muntz. Uiteraard was ik undercover, ik had daarmede al de nodige ervaring opgedaan in de tijd dat ik als wannabe-Mohammedaan door Brussel waarde. In mijn memoires vond ik onderstaande passage. Uiteindelijk is dankzij mijn inspanningen dat hele smerige netwerk van nazi’s, neo-nazi’s en islamofascisten opgerold, ondanks zware tegenwerking van de Erven Wiesenthal. Leest en huivert!

Don Arturo, profession: nazi-hunter

 

DSC_7092

Het vervallen kerkje is afgeladen met oude mannen, ik zit knetterstoned tussen Alfons en Lothar in. Naast Lothar zit Benito. De Italiaan draagt een leren jas. Het zweet parelt van zijn hoofd, hij veegt de gele glazen van zijn bril schoon.Het lijkt alsof hij huilt. Voor het altaar staat een portret van Hitler. Het is 20 april, de 120ste verjaardag van de Führer. Vroeger regelde Benito een rouwstoet in het centrum van de stad maar de tijden zijn veranderd. Hij heeft vandaag een advertentie geplaatst in dagblad ABC:

adolf hitler (q.e.p.d.)

Al cumplirse su 120 cumpleanos, recordamos al más extraordinario estadista de todos los tiempos, heroe universal de la lucha contra el comunismo ateo.

Los viejos cameradas invitamos a elevar un oración por este soldado de Occidente que hoy descansa a la diestra de nuestro Senor Jesuchristo. Es un cita de honor.

 

Een oude Kroatische priester leidt de sobere dienst die amper twintig minuten duurt. Na afloop klinkt Wagner uit de dvd-speler die Benito heeft meegebracht. Er staat koffie klaar, de kameraden omhelzen elkaar, slaan elkaar op de schouders. Er klinkt Spaans, Italiaans, Slavisch en Duits. De bijeenkomst lijkt op een schoolreünie, sommige mannen zijn uit Brazilië en Argentinië overgekomen. Een man in een rolstoel, ver achter in de negentig, wordt voortgeduwd door een indiaanse verpleegster. ‘Dat is Hermann,’ fluistert Benito, ‘hij was de boezemvriend van Hans-Ulrich Rudel, een van de grootste piloten uit de geschiedenis. Rudel bombardeerde Polen, de Balkan, Rusland. Die hijo de puta heeft er wat geraakt: slagschepen, gevechtsvliegtuigen, meer dan vijfhonderd Russisch tanks. Zelf is hij twee keer naar beneden gehaald, zijn rechterbeen was geamputeerd maar hij bleef gewoon sporten. Na de oorlog werd hij testpiloot voor de Argentijnse regering, na de val van Perón kreeg hij politiek asiel van Stroessner. Hij leerde de kinderen van Stroessner waterskiën.’ Benito gaat voor de rolstoel staan en brengt de Duitse groet. Hij buigt zich naar Hermann en roept met verheven stem: ‘Herr Hermann, vertel nog eens over Rudel, alstublieft.’ De grijsaard knikt minzaam, de verpleegster veegt met een doekje zijn klamme voorhoofd schoon. Hermanns lippen trillen, ik versta niet wat hij zegt.

Er komt een pizzakoerier binnen. Op zijn helm zijn stickers geplakt met White Power, ’Ndrangheta en Omerta. Hij groet Benito in het Italiaans en geeft hem een zoen. Uit een gewatteerde tas haalt de opgeschoten jongen twee flessen wijn. Op de etiketten staat Mussolini, met een staalhelm. Benito vult plastic bekers met wijn, geeft die aan de aanwijzigen en salueert op het Vierde Rijk en de Führer.

Benito loopt als een gek door zijn huis annex galerie dat vol staat met beeldjes van naakte mannen van de Duitse beeldhouwer Arno Breker. Aan de muren hangen foto’s van Robert Mapplethorpe en erotische tekeningen van Tom Finland: agenten met enorme pikken in knellende dienstbroeken, matrozen met lullen zo groot als kinderarmpjes.

Midden in de Benito’s woonkamer staat een tafel met daarop een grote verzameling boeken over het Derde en Vierde Rijk. Aan de muur hangt een grote vlag met een swastika. Benito’s Romeinse vader vocht met de ss in Stalingrad en vluchtte na de oorlog naar Paraguay. Eind jaren twintig was er al een kantoor van de partij van Mussolini in Asunción opgericht. ‘Ik heb mijn vaders uniform nog op zolder liggen, wil je het zien?’ Benito heeft een merkwaardige piepstem en loopt als een wijf. Ik vind hem aardig, zoals ik Italianen meestal aardig vind. Ze zijn onderhoudend al gaat het nooit ergens over. Benito zoekt in de kast en komt steeds weer met andere documenten, boeken en foto’s aanzetten. Benito is opgewonden. Hij zet een cd op, het Horst Wessel-lied knalt uit de boxen. Terwijl hij enorme lijnen hakt op een marmeren plaat, vraag ik of hij nooit problemen heeft gehad met de politie of de geheime dienst. Hij is openlijk homo en van zijn drugsgebruik maakt hij ook geen geheim.

Hij kraait nu van pret: ‘Soy la policia, ik ben de politie.’ Hij neemt nog een enorme snuif en schuift de marmeren plaat naar mij. ‘Soy la policia,’ kraait hij opnieuw. Tijdens de laatste jaren van Stroessner werkte Benito voor de pyrague, de geheime dienst: ‘Ik moest de homoscene in de gaten houden, een leuke baan, veel uitgaan dus. Ik had veel macht en kon iedereen krijgen die ik wilde. En ik kon mij aan mijn hobby wijden, het opbouwen van de fascistische republiek Paraguay.’

Benito werpt theatraal zijn armen in de lucht: Weet je wat kameraad Stroessner zei als ze hem vroegen waarom hij Mengele niet uitleverde: ‘Moet ik dan ook de vijftienhonderd joden eruit gooien die hier een prachtig bestaan hebben opgebouwd en enorm hebben bijgedragen aan onze economische groei? Mengele kon overal terecht in Paraguay, er waren hier bijna veertig Duitse kolonies. We hadden de eerste nazipartij buiten Duitsland, al in de jaren dertig liepen onze jongens in bruine hemden. Vrijwel iedere Duitser zat bij de nsdap. Na de oorlog veranderen veel kolonies, op aandringen van Amerikaanse diplomaten, interneringskampen voor nazileiders te veranderen. Toen president Roosevelt stierf, vierde de Duitse gemeenschap een volksfeest.’

Lothar en Alfons zitten in Benito’s studeerkamer aan zijn website, die zwevende swastika’s als screensaver heeft, te sleutelen. Naast de computer ligt een berg coke, hun reisje naar Bolivia verliep voorspoedig.

‘Salvar a la raza blanca de las manos de la judería es la misi- ón’ luidt de openingstekst: het redden van het blanke ras uit de handen van het jodendom is de missie. Verder een grote foto van Bernard Förster, de stichter van Nueva Germania, een vrolijk lachende Führer in een pastoraal landschap en rubriekjes met lokkende titels als: Alles wat je moet weten, Wat is een nationaalsocialist, Onze held Walt Disney, Overwinnaar Benito Mussolini, Skinheads in Zuid-Amerika, De gedegenereerde Koning David van de genocide, El Holocuento judio, De waarheid over Schindler’s List, Stroessner had gelijk en Steun de bevrijding van Palestina.

Een belangrijk deel van de site is gewijd aan Nueva Germania. Benito neemt nog een snuif en ik roffel mee op de maten van Alte Kameraden. Voor mij staan flessen whisky, rum en bier, de marmeren plaat met coke schuift als een sjoelsteen over de enorme tafel. Mijn schedel knalt uit elkaar, iedereen krijst door elkaar heen. De Duitsers willen naar de kroeg, Benito belt een schandknaap. Bij het afscheid krijg ik een plastic tas vol boeken en brochures mee van Benito, en een stapel stickers met de Paraguayaanse vlag waarin een swastika is verwerkt. Benito knuffelt mij als ik de het huis uit wankel. Uit een taxi stapt een zeer donkere indiaanse jongen met gebleekt haar en een rist piercings in neus, oren en lippen. Het is de schandknaap voor Benito. Op zijn bovenarm staat 88 getatoeëerd. Ik kan niet meer op mijn benen staan, het duizelt me. Ik wil niet naar huis, dan word ik gek. Ik strompel naar La Chacarita. Ik moet dope hebben.

Voor het presidentiële paleis word ik tegengehouden door een soldaat. ‘Ga daar niet heen, dat is levensgevaarlijk.’ Ik lal, de soldaat begrijpt niet wat ik zeg en laat mij lopen. Iemand fluit wuift naar mij, het is pikdonker, ik zie niets. Uit een bouwval schijnt licht, ik val de hut binnen. Binnen zit een vrouw te roken naast een kinderledikant. De jongen die naar mij floot is amper vijftien. De hut staat blauw van de crackwalmen, ik geef de knul 100.000 guarani’s. Binnen een paar minuten is hij terug met een enorme klont crack. Ik rook als een gek, geef brokjes dope aan de moeder en haar zoon. De peuter in het ledikant ligt vredig te slapen. Dan gaat alles heel snel.

Ineens staan er vier mannen in de hut, een drukt een pistool op mijn hoofd. ‘Fouilleer hem, trek zijn broek uit.’ De loop van het pistool drukt tegen mijn slaap. Dan trekken ze mijn schoenen uit, een van de mannen fluistert dat ik van de politie ben. De politie komt enkel in burger naar de Chacarita. ‘Amigo, ik ben buitenlander, por favor.’ De buit bedraagt 200.000 guarani’s. Een van de mannen geeft me mijn sleutels terug, dan verdwijnen de vier. De vrouw en de zoon roken onverstoorbaar verder.

 

Enfin, u begrijpt, dit geouwehoer gaat maar door en door maar ik herhaal: dankzij mij is dat Vierde Rijk in Zuid-Amerika er niet gekomen. Tijd voor René Zwaap!

Fátima, Fado & Futebol

Een introductie tot de geheimen van de Portugese Ziel

Door René Zwaap

 

994593_10151734891451492_727589513_n (1)

 

Opgedragen aan Don Arturo, Hemels Licht der Vaderlandse Letteren

 

INTRO

‘Fátima, Fado en Futebol’, dat waren in de woorden van dictator Salazar (1889-1970) de pijlers van de Portugese samenleving: ‘Fátima voor het geloof, fado voor de saudade, en futebol voor de glorie van het vaderland’. In de ogen van de dictator waren de ‘drie F’en’ de basis van zijn Estado Novo (Nieuwe Staat) – die met vier decennia de langst zittende dictatuur op fascistische grondslag van Europa zou blijken. Fátima, fado en futebol vormen nog steeds de pijlers van de Portugese samenleving, al dragen zij alle drie de sporen van de grote omwenteling van 25 april 1974, toen de Anjerrevolutie een einde maakte aan het Salazarisme.

In dit feuilleton van de Portugal Post onderzoekt onze huislusitanoloog wat er heden ten dage resteert van de drie F’en. Deze week:

 

De moord op Humberto Delgado

delgado

 

António de Oliveira Salazar en Humberto Delgado zijn niet alleen politieke tegenpolen, ook qua karakter en levensstijl verschillen de twee rivalen als dag en nacht. De eeuwige vrijgezel Salazar leeft als een monnik, verschuilt zich in zijn werkkamers, beducht voor massa’s en spreken in het openbaar. Als gevolg van zijn panische vliegangst bezoekt hij nooit de verre koloniën die hij vanuit Lissabon bestuurt en waar hij in de loop van de jaren 60 meer dan een miljoen jonge Portugezen naartoe stuurt om in de jungle te vechten. Zelf komt hij niet verder dan Madeira.

‘Ik ben arm, kind van armen’

Salazar koestert zijn arme komaf  als kind van ongeschoolde keuterboertjes. ‘Sou pobre, filho de pobres,’ is zijn  favoriete devies, ‘Ik ben arm, kind van armen’.  Zijn zorgvuldig gekoesterde imago wil dat hij zich onthoudt van alle luxe en zelfverrijking en dat hij zich geheel opoffert aan het landsbelang.  Hij beroept zich op een mystieke band met het Portugese volk, dat hij zegt te willen beschermen tegen de grillen van de vooruitgang, zoals jazz, feminisme en al te veel onderwijs (te veel kennis maakt een arme arbeider alleen maar ongelukkig, meent hij). Coca Cola is verboden in zijn Estado Novo, net als Het dagboek van Anne Frank overigens.

‘Misogeen en misantroop’

Zijn tegenstrever Humberto Delgado is juist een man die midden in het leven staat: een piloot, de jongste generaal ooit in Portugal, een levensgenieter, verzot  op vrouwen en poëzie, een durfal, iemand die met het grootste gemak massa’s weet te bewegen, sociaal onderlegd, een in alle opzichten gepassioneerd man. Gestudeerd in Londen spreekt hij vloeiend Engels, direct na de oorlog is hij de vertegenwoordiger van Portugal bij de NATO.  Delgado beschrijft Salazar, die hij goed had leren kennen toen hij nog een voorstander was van diens bewind, als een uiterst ijzig persoon, ‘misogeen en misantroop en  politiek torquemadista’ (Torquemada was de fanatieke grootinquisiteur die een schrikbewind voerde over het 16e eeuw).

‘Heel zijn leven was koud’

Delgado over Salazar:  ‘Heel zijn leven was koud, zonder de avontuurlijke zoetheid van een vrouwenparfum prikkelend op zijn lippen, of de glimlach van een zoon die speelt op zijn schoot’. Delgado was wel zo sportief Salazar te prijzen om zijn beheersing van het Portugese begrotingstekort na zijn aantreden als minister van Financiën, maar na de Tweede Wereldoorlog had hij af moeten treden.   Nu stelt hij Salazar verantwoordelijk voor het achterlijk houden van zijn eigen land – rond 1963 kan zo’n 45 provent van de bevolking van Lissabon niet lezen of schrijven – en een spoor van destructie in de onzalige koloniale oorlogen. ‘Portugal is een rijke staat en een arme natie,’ aldus Delgado in een interview met een Braziliaanse krant. ‘Alle rijkdom is geconcentreerd in de handen van vijftig families. Aan het hoofd staat een man die persoonlijk eerlijk is maar zich omringt met oneerlijke mensen. Een man die in het tijdperk van de bikini nog steeds laarzen draagt uit de tijd van onze overgrootvaders, waar geen enkele importantie aan zou moeten worden gehecht ware het niet dat zijn hersenmassa hetzelfde reflecteert: STAGNATIE’.

Onherkenbaar verminkte lijken

Operacao-outono

De confrontatie tussen de twee moest onvermijdelijk leiden tot de ondergang van de een of de ander. Het werd Delgado, wiens onherkenbaar verminkte lijk samen met dat van zijn Braziliaanse secretaresse en geliefde Arajayrir de Campos op 24 april 1965 wordt gevonden in Villanueva del Fresno, in het Spaanse Andalusië, dicht bij de Portugese grens. Het lijk van de Arajayrir was onthoofd en in stukjes gehakt, dat van Delgado onherkenbaar gemaakt met zoutzuur en ongebluste kalk. Wie er precies achter de moord zaten is nooit helemaal opgehelderd. Ook niet na de Anjerrevolutie. Duidelijk was wel dat er een gezamenlijke actie van de Spaanse en Portugese en wie weet ook Franse, Algerijnse en Italiaanse geheime diensten aan ten grondslag lag, met  vertakkingen naar het ondergrondse netwerk van  Otto Skorzeny – de SS’er die in 1943 op bevel van Hitler de Italiaanse dictator Mussolini wist te bevrijden en na de oorlog een spin in het web werd van tal van Europese extreem-rechtse bewegingen . Ook de schimmige Gladio-organisatie speelde mogelijk een rol,  maar de precieze details blijven tot op de dag van vandaag onduidelijk.

Een van de moordenaars bekent

Wel ligt er een soort bekentenis van een van de uitvoerders van de dubbele liquidatie, de agent van de Salazar’s geheime dienst PIDE, António Rosa Casaco, die tien jaar geleden in de Spaanse pers naar buiten trad met zijn verhaal over de moord. Rosa Casaco was officieel de fotograaf van Salazar maar voerde ook vieze klusjes uit in opdracht van PIDE-chef Francisco Silva Pais ( wiens dochter Ana naar Cuba was vertrokken en daar tot schande van haar vader de minnares was geworden van Fidel Castro). Rosa Casaco fungeerde als verbindingsofficier tussen Salazar en zijn Spaanse

collega-dictator  Franco in Madrid. In de Spaanse pers  vertelde hij uitgebreid over het Pide-plan dat ten grondslag lag aan de dood van Delgado. De ex-generaal zou naar de Spaanse grens zijn gelokt onder het voorwendsel  dat hij Portugese sympathisanten zou treffen, waarna hij werd doodgeschoten. Rosa Casaco had er zelf ook een rol in gespeeld, zij het naar eigen zeggen niet als degene die de trekker had overgehaald. Last van schuldgevoel had hij niet, want de ex-Pide-officier verklaarde dat, zou hij opnieuw mogen beginnen, hij het ‘allemaal weer precies hetzelfde zou doen’.

Riant onderkomen in Madrid

Een dag voor de Anjerrevolutie – 25 april 1974 – nam Rosa Casaco de wijk naar Madrid, waar zijn Spaanse vrienden hem een riant onderkomen en een andere identiteit bezorgden. Na zijn verrassende confessie werd Rosa Casaco op verzoek van de nabestaanden van Delgado aangehouden door de Spaanse justitie. Maar de Spaanse rechter besliste Rosa Casaco op grond van verjaring niet aan Portugal uit te leveren  en onlangs overleed hij in alle rust in zijn Spaanse villa. Vanuit Lissabon werd verontwaardigd gereageerd op de Spaanse weigering, maar het is zeer de vraag men er wel echt zo rouwig om was. Een proces tegen Rosa Casaco in Portugal zou de nauwelijks geheelde wonden van het verleden hebben kunnen openrijten. De Anjerrevolutie heeft nooit geleid tot een zuivering  van het Portugese machtsapparaat. Dat was ook nooit de bedoeling  van de generaals die de vreedzame omwenteling regisseerden. De praatgrage Rosa Casaco zou tijdens een proces met zijn verdere bekentenissen wel eens heel veel gevestigde belangen hebben kunnen schaden, en zijn dood  zal bij velen voor een zucht hebben gezorgd.

Operatie herfst

Uit de archieven de PIDE – die overigens ook weer voor een groot deel werden verdonkermaand na de Anjerrevolutie – komt wel naar voren dat de geheime dienst vanaf 1958 – het jaar dat Delgado Salazar uitdaagt bij de presidentsverkiezingen – tot zijn dood in 1965 koortsachtig op de hielen zat in het kader van de zogeheten ‘Operação Outono’, Operatie Herfst. Het regime is tot op het bot getart als Delgado erin is geslaagd om met een valse snor en een vals paspoort de Portugese grens over te steken om de oppositie een hart onder de riem te steken. De druppel is de poging tot staatsgreep die Delgado doet in Beja (zie de vorige aflevering van dit feuilleton). Volgens de verklaringen van Rosa Casaco nam de PIDE zich vanaf dat moment voor Delgado te ‘neutraliseren’.

Het moordplan wordt uitgezet

Als Delgado in Algerije onder protectie van de Algerijnse president Ben Bella een schaduwregering voor Portugal installeert, met o.m. de latere president van het onafhankelijke Angola Agostinho Neto in de gelederen, als ook de Portugese communistische leider Alvaro Cunhal, is de maat vol en wordt het moordplan uitgezet. De Spaanse geheime dienst doet volop mee, aangezien Delgado vanuit Algerije uiteindelijk een militaire invasie voorbereidt die naast Salazar ook de Spaanse dictator Franco van het Iberisch schiereiland moet verjagen . Tal van Spaanse oppositieleiders, zoals de Spaanse ex-generaal Lister, hebben zich in Algerije aan de zijde van Delgado gevoegd.  De Algerijnse President Ben Bella – die kort daarop ten val wordt gebracht –  steunt het voornemen van harte, en de PIDE beschouwt Algerije dan ook als ‘de grootste vijand van Portugal en Spanje’.

De valstrik

In december 1964 krijgt Delgado, die even te voor in Praag is geopereerd aan een hernia, in Parijs

in zijn hotelkamer bezoek van een geheim agent die zich uitgeeft voor een advocaat van de Portugese oppositie. Deze nodigt Delgado uit om op 13 februari  bij het afgelegen Spaanse Badajoz een groep Portugese militairen, plus Franse en Italiaanse sympathisanten, te ontmoeten die eind willen maken aan de dictatuur. Delgado zou in de valstrik hebben getrapt en begeeft zich op de afgesproken dag via de Spaanse enclave Ceuta in Marokko naar Badajoz, met een vals Spaans paspoort.  Arajarir de Campos vergezelt hem. De geheim agent die Delgado in Parijs had weten te strikken voert hen naar de afgesproken plek, waar Delgado en zijn medewerkster worden opgewacht door  minstens vier moordenaars die later konden geïdentificeerd, in twee geblindeerde auto’s. Een van hen was Rosa Casaco, die met een vals Spaanse paspoort de grens was overgestoken, net als de drie andere moordenaars.

‘Weldoener van het Vaderland’

Pas drie maanden na de moord – er wordt in de tussentijd volop gespeculeerd dat Delgado in Spaanse gevangenschap is beland –  worden de lijken van Delgado en zijn Brazilianse geliefde gevonden. Puur bij toeval, de bedoeling van de PIDE was dat de stoffelijke resten nooit gevonden zouden worden. Kort nadat Salazar in zijn geboortedorp Santa Comba Dão een standbeeld als ‘Weldoener van het Vaderland’ heeft gekregen wordt het nieuws van de vondst van de lijken bekend.   Salazar hult zich in stilzwijgen. ‘Vou ver, vou saber’ – ik ga kijken, ik zal het weten – is zijn enige publieke commentaar.  De PIDE arresteert als afleidingsmanoeuvre drie leden van andere Portugese oppositiegroepen op verdenking van de moord. Mario Soares, de latere premier en president van Portugal, doet als advocaat van de familie van Delgado onderzoek naar de moord en wordt later zelf ook als politiek gevangene afgevoerd naar de strafkololnie Tarrafal op de Kaapverdische eilanden. Pas veel later, in 1978, verklaart ex-PIDE-baas Silva Pais dat Salazar wel degelijk op de hoogte was gebracht van Operação Outono: ‘Wees heel voorzichtig’, was het enige dat de dictator erover had gezegd, aldus Silva Pais. Een militaire rechtbank veroordeelde in 1978 slechts één dader als direct verantwoordelijk voor de moord,  de PIDE-agent Casimiro Monteiro, die naarZuid-Afrika weet te vluchten. Het proces is in de ogen van de nabestaanden van Delgado ‘een farce’.

Geslagen tot de dood erop volgde?

In 2012 was de moord op Delgado en de juridische nasleep het onderwerp van de speelfilm Operação Outono van regisseur Bruno de Almeida, gebaseerd op de biografie van de generaal geschreven door diens kleinzoon Frederico Delgado Rosa. De film, een politieke thriller, gaat ervan uit dat Delgado en zijn secretaresse niet doodgeschoten werden, maar geslagen tot de dood erop volgde.

 In de volgende aflevering: Salazar ‘grootste Portugees aller tijden’?  

Lees alle edities van The Portugal Post!