Alex Hijmans schrijft over historisch São Luís: melancholische schoonheid in Maranhão, een vaak overgeslagen stuk Brazilië.
Daniel, een bioloog uit São Paulo die ik in de jeugdherberg waar ik in São Luís verbleef leerde kennen, legde het me haarfijn uit. Maranhão, de deelstaat waarvan São Luís de hoofdstad is, ligt in twee zeer verschillende biotopen: het westen van de staat ligt in het Amazoneregenwoud en het oosten in de sertão, de halfwoestijn die het grootste deel van Noordoost-Brazilië beslaat.
“Maar,” voegde hij eraan toe, “Maranhão is ook cultureel gezien een vreemde vogel. Het is niet het één en niet het ander; het is noch Norte, noch Nordeste.” Wat mij betreft sloeg Daniel de spijker daarmee op zijn kop. Wat niet wil zeggen dat Maranhão vlees nog vis is: Maranhão is namelijk heel erg zijn eigen ding.
São Luís, met krap een miljoen inwoners een van de kleinere deelstaathoofdsteden van het land, is ook geschiedkundig een buitenbeentje. Het is namelijk de enige stad in Brazilië die gesticht werd door de Fransen. Dat gebeurde in 1612, maar de Franse koning naar wie de naam van de stad verwijst is de drie eeuwen eerder heilig verklaarde Lodewijk de Negende. Slechts drie jaar hadden de Fransen plezier van de stad, want in 1615 verjoegen de Portugezen hen. Die werden in 1641 op hun beurt verjaagd door de Nederlandse West-Indische Compagnie, maar vier jaar later heroverden de Portugezen heel Maranhão.
Noch de Fransen, noch de Hollanders bleven lang genoeg in São Luís om hun stempel op de stad te drukken. Het resultaat is een historische binnenstad in Portugese koloniale stijl, die veel van die van Salvador wegheeft, maar die door de vele met blauwwitte azulejos betegelde muren sterker aan Portugal doet denken.
De compacte, ingetogen koloniale binnenstad maakt een enigszins vervallen indruk; tussen de vele prachtig betegelde of in pastelkleuren geverfde panden staan meer rotte tanden dan je zou verwachten in een monumentaal stadscentrum dat al ruim vijftien jaar op de UNESCO-werelderfgoedlijst staat. Desalniettemin is het oude São Luís een fantastische plek om een ochtend of een middag doelloos rond te zwerven; verdwalen doe je er toch niet, daar is het te klein voor.
De dromerige binnenstad gaat vrijwel naadloos over in een levendige negentiende-eeuwse voortzetting, waarvan de lange, smalle Rua Grande het kloppende hart is. In een land waar onpersoonlijke shopping malls steeds meer terrein winnen is deze drukke winkelstraat een verademing. Ook al koop je er niks – de meeste winkels verkopen kleding van dertien in een dozijn – het is een prima plek om niet-toeristische couleur locale te snuiven.
Wie van de Rua Grande noordwaarts slentert, de heuvel af, komt bij de brede, brakke monding van de Rio Anil, die het oude São Luís van het moderne stadsdeel (met zijn stranden, hotels en winkelcentra) scheidt. En daar ziet de bezoeker iets dat hij niet snel zal vergeten. Brazilië is een land waar je dagelijks een flinke lading sociale ongelijkheid voor je kiezen krijgt, maar slechts weinig steden kunnen op dit gebied tippen aan São Luís. In de modder van de Rio Anil, recht tegenover het monumentale historische centrum, ligt een krottenwijk van paalwoningen aan de voet van glimmende appartemententorens.
Maranhão is de armste deelstaat van Brazilië. Volgens de volkstelling van 2010 leeft meer dan een kwart van de bevolking er beneden de armoedegrens. Dat heeft volgens menigeen te maken met de Sarney-clan, die al een halve eeuw een ijzeren greep op het politieke en economische leven van de deelstaat heeft. “Zodra je Maranhão binnenrijdt zie je aan de gezichten van de mensen dat die familie het leven uit de staat zuigt,” zei een vriend uit Piauí, die vlak over de grens met Maranhão opgroeide, toen hij hoorde dat ik naar São Luís ging.
Maranhão mag dan een tikje melancholisch aandoen, lekker eten hebben ze er wel. De exotische maar verfijnde keuken van Maranhão draait om vis en zeevruchten en is behoorlijk eigenzinnig; zo geeft het blad van de vinagreira een smaak die aan de Nederlandse bermplant zuring doet denken aan het alomtegenwoordige rijstgerecht cuxá.
Ook op andere gebieden onderscheidt de keuken van deze deelstaat zich van de rest van Brazilië. Zo vormt (net als in buurstaat Pará) açaí een belangrijk onderdeel van het dieet. Net als hun buren eten de Maranhenses açaí ongekoeld en ongezoet, maar, eigenzinnig als ze zijn, noemen ze het paarse goedje juçara.
Het toppunt van de culinaire eigenzinnigheid van de Maranhenses is echter de knalroze, naar kauwgom smakende en alleen in Maranhão verkrijgbare frisdrank Jesus. Zó populair is deze drank – die niets met religie te maken heeft, want de man die het goedje een jaar of honderd geleden uitvond, apotheker Jesus Norberto Gomes, was atheïst – dat Coca Cola, in Maranhão het ondergeschoven kindje, het merk in 2001 kocht.
São Luís is geen wereldstad, en na een dag of anderhalf heb je het historische centrum wel gezien. Gelukkig is de stad prima te gebruiken als basis voor tripjes in de omgeving. De hagelwitte reuzeduinen van het uitgestrekte natuurgebied Lençóis Maranhenses, dat een kilometer of tweehonderdvijftig ten oosten van São Luís ligt, zijn veruit de populairste bestemming; een trip van één of meerdere dagen boek je bij elk willekeurig reisbureautje in de oude binnenstad.
Veel dichterbij ligt een andere prima plek om uit te waaien: het ingedutte koloniale stadje Alcântara, dat op twee uur varen van São Luís ligt. Boten vertrekken vanaf de kade van de oude stad, maar vanwege getijverschillen is het raadzaam daags tevoren naar de afvaarttijden te informeren: soms gaat de enige boot van de dag berenvroeg.
Net als de binnenstad van São Luís is die van Alcântara een aaneenschakeling van monumentale panden, maar tussen alle vergane glorie stoot je in Alcântara op een vrij schokkende bezienswaardigheid. Naast de ruïne van de oude kathedraal staat een heuse pelourinho, een schandpaal waaraan slechts iets meer dan een eeuw geleden nog slaven gegeseld werden.
Na de afschaffing van de slavernij, in 1888, werden dit soort schandpalen in de meeste Braziliaanse steden weggehaald – ook de pelourinho die de historische binnenstad van Salvador haar naam gaf – maar om de een of andere reden zijn er vijf blijven staan, waaronder deze in Alcântara. Het is een pijnlijk zichtbare herinnering aan een gegeven waar je in Maranhão niet omheen kunt: elk kinderkopje in de dromerige straatjes van São Luís, elk glimmend Portugees tegeltje op de muren van de herenhuizen van Alcântara, al deze koloniale pracht en praal is het resultaat van meer dan drie eeuwen mensonterende slavenarbeid.
Meer lezen van Brazilië-correspondent Alex Hijmans? Neem een abonnement!