Dertien jaar geleden kwamen drie Nederlanders om in Mali. De oud-Unifillers werden vermoord in dezelfde Sahara waar binnenkort Nederlandse militairen op missie gaan. Wie de achtergronden van hun dood kent, begrijpt ook een deel van het tegenwoordige conflict. Een vergeten verhaal: hoe een Nederlandse directeur, diplomaat en jurist in 2000 werden vermoord in Mali.
Het was een summier bericht in de media half februari 2000. Drie Nederlanders, Aart Uittenboogaard (43), Ferdinand Smit (41) en Hans Sint (37), die per auto op weg waren naar de legendarische woestijnstad Timboektoe, werden enkele honderden kilometers voor aankomst koelbloedig vermoord. Verder bleef het stil. Erg stil. Onbekend bleven de daders en het optreden van de Malinese regering die, zo bleek, de dood van het drietal zo snel mogelijk onder het woestijnzand wilde vegen.
Vier maanden later, in het voorjaar van 2000, reisde ik af naar Mali, nam een vliegtuig naar Timboektoe, reed per bus door naar Gao en huurde een 4×4 naar de noordelijke stad Tessalit. Dezelfde stad waar aanhangers van Al-Qaida samen met de oorspronkelijke bewoners, de Toearegs, nu in strijd zijn met het Malinese leger en VN-militairen van de MINUSMA. Ook toen was het gebied een no-go. En de weersomstandigheden zijn evenmin verbeterd. Het is er heet, droog en onder de weinige struiken krioelt het van de schorpioenen.
“Ze waren de eerste toeristen sinds jaren,” vertelde Baya, een sterk gerimpelde vrouw die het enige restaurant annex camping beheert, dertien jaar geleden. Zij was een van de laatste die de drie Nederlanders op 25 februari 2000 sprak. “Ik vroeg hen of ze kwamen eten, maar ze bedankten. Ze hadden geen tijd.”
Het drietal werd uitgezwaaid door straatjongens en andere bewoners van het toen 4.000 zielen tellende stadje. Hun komst was misschien kort maar iedereen in de stad was opgewekt. Buitenlandse bezoekers voorspelden dat de rust mogelijk zou terugkeren na jaren van bloedige strijd in Algerije en het grensgebied met Mali. Geen betere graadmeter dan toerisme.
Niemand kon bevroeden dat hun avontuurlijke tocht binnen enkele uren zou uitdraaien op een nachtmerrie.
“Het leven bestaat uit uitdadingen,” was het gevleugelde gezegde van Aart Uittenboogaard, Nederlands kampioen roeien, gewezen beroepsmilitair en later directeur Personeel & Organisatie van Telecombedrijf Libertel. Een man van sta-vast. De andere twee had hij bij de Nederlandse Unifil-missie in Libanon leren kennen. Ze waren uit hetzelfde hout gesneden. In alles zagen ze een uitdaging. Voor hun terugreis maakten ze geen gebruik van het vliegtuig, maar reden in een jeep via Syrië en Turkije terug naar huis. Het was het leven waar anderen van droomden.
Vanaf begin jaren tachtig trok Uittenboogaard samen met collega oud-officieren Ferdinand Smit, werkzaam als topdiplomaat op het ministerie van Buitenlandse Zaken, en de jurist Hans Sint, directeur van een Amsterdams belasting- en accountantskantoor, in tweedehands auto’s naar Oost-Europa, het Midden-Oosten en Noord-Afrika. Een toenmalig collega van Hans Sint zag ze vaak vertrekken: “Het waren geen geen typische burgermannen. Hier op kantoor werd wel eens tegen Hans gezegd: ‘Je bent nu 37 jaar, je hebt een vrouw en twee kinderen, een eigen zaak, moet je wel doorgaan met je kornuiten?’ Maar avontuur was hun passie.”
Midden januari 2000 plannen ze de trans-Saharareis. Een tocht dwars door de grootste woestijn ter wereld. Een ultieme belevenis die tien jaar lang onmogelijk was door de opstand van de islamitische extremisten in Algerije en de opstand van de nomadenstam, de Toearegs, in Noord-Mali. Ze zouden pioniers zijn, net als de mannen van een Citroën-expeditie in 1922 die de eerste tocht van Noord-Algerije naar Timboektoe maakten. Een waar huzarenstukje.
Alleen is hun tijd voor de reis door hun drukke werkzaamheden beperkt. Het drietal wil binnen elf dagen uit en thuis zijn.
De taken zijn verdeeld. Als de meest technisch onderlegde van het trio koopt Aart Uittenboogaard een tweedehands auto. Zijn oog valt op een Peugeot 505. De wagen is ruim tien jaar oud en het type is allang uit productie, maar een Peugeot is op de eindbestemming, de voormalige Franse kolonie Mali, makkelijk van de hand te doen. En met de opbrengst willen ze gedeeltelijk hun vliegtuigtickets voor de terugreis betalen.
Op 16 februari 2000 vertrekken ze uit Nederland. Ze rijden naar de Zuid-Franse havenstad Marseille, waarna een schip het drietal en de auto overzet naar Tunesië. Nu begint het zware woestijnparcours. Afgebrokkelde asfaltwegen en de ‘tole ondulée’, het wasbord van hard woestijnzand, testen de schokbrekers. Vervolgens zorgt opgestoven woestijnzand op het volgende stuk dat de wielen doldraaien.
Op de derde dag, zaterdag 19 februari, belt Aart via een satelliettelefoon zijn oude kennis en garagehouder Dirk Verkerk in Tiel. De dynamo functioneert niet goed en telefonisch wordt Verkerk om advies gevraagd. Twee dagen later, op maandag 21 februari, blijkt de distributieriem, de aandrijving tussen krukas en nokkenas gebroken. En dat geeft de dag erop weer problemen met de kleppen van de cilinderkop. Die blijken beschadigd, maakt Verkerk op uit de aanwijzingen die Aart hem doorbelt. Ook is er sprake van een lekke koppakking.
Twee dagen later is er opnieuw pech: de radiateur, die de motor moet koelen in het smoorhete klimaat, lekt. En Verkerk wordt opnieuw gebeld. Verkerk:” Ik heb Aart het advies gegeven om zo min mogelijk water te verliezen. Maar het was een moeilijk geval.”
Het drietal zit dan in de zwaarste etappe van de tocht, de 1503 kilometer lange rit van Adrar, midden Algerije, naar Gao, in Mali. Een tocht door de Tanezrouft, een immens gebied waar de temperatuur ‘s middags oploopt tot over de 50 graden Celsius. Hele stukken worden ze gesleept door vrachtwagens.
Vrijdag 25 februari, om één uur in de middag, steken ze de grens met Mali over. In de eerste Malinese stad Tessalit, soldeert een garagehouder de radiateur dicht. Telefonisch melden ze de pech, en dat ze daardoor een paar dagen later thuis zouden komen. Bert, de broer van Aart Uittenboogaard, herinnert zich: “Er werd zelfs wat lacherig op gereageerd. Libertel had in die periode een tv-reclame waarin woestijnreizigers bij een open motorkap staan met een kameel op de achtergrond. Paniek: wat is dat? Bellen natuurlijk! Zij maakten dat in het echt mee.”
Inmiddels staat het drietal voor een onmogelijke logistieke opgave. Het eindpunt ligt 517 kilometer zuidelijker langs een onverharde weg: de automarkt in de stad Gao. Daar willen ze de Peugeot van de hand doen, vervolgens een bezoek brengen aan de legendarische stad Timboektoe en dan doorreizen naar de hoofdstad Bakamo. Binnen enkele dagen moeten ze thuis in Nederland zijn, want daar wachten belangrijke vergaderingen. De ervaren reizigers constateren dat ze de benodigde tijd voor de tocht hebben onderschat. Een woestijn als de Sahara laat zich geen strak reisschema voorschrijven.
Dat tijdsdruk bij gevaarlijke tochten een afgewogen oordeel menigmaal in de weg staat, blijkt nu. Als de auto is gerepareerd, besluiten ze direct te vertrekken. Het is dan al laat in de namiddag en de avond zal snel invallen. ‘s Nachts rijden in een woestijn langs wegen met onvoldoende wegmarkering is uiterst riskant: de kans op verdwalen is groot. De huidige eenvoudig te bedienen GPS-systemen waarbij je moeiteloos je positie en richting bepaalt, zijn dan nog toekomstmuziek.
En er loeren meer gevaren. Op 9 februari 2000, een week voor hun vertrek, is er een ambtsbericht uitgegaan van de Nederlandse ambassade in Mali naar het ministerie van Buitenlandse Zaken in Den Haag, waarin wordt gewaarschuwd voor gewapende overvallen in Noord-Mali. Daarom wordt autorijden in het gebied afgeraden, zeker ‘s nachts. De gevaren moeten bekend zijn bij het drietal. Ferdinand Smit, zelf diplomaat, heeft tijdens de voorbereidingen tweemaal naar de Nederlandse ambassade in Mali gebeld, zo blijkt bij navraag: namelijk half januari en een dag voor hun vertrek uit Nederland. Ferdinand heeft gesproken met collega Arjan van den Burg die hem tot tweemaal toe op de gevaren wijst van de geplande route. Een gang van zaken die door de drie families van de slachtoffers niet wordt tegengesproken, maar volgens hen is er nooit sprake geweest van een negatief reisadvies voor de streek.
Volgens de broer van Aart, Bert Uittenboogaard, kenden ze de gevaren. “Ze waren bekwame woestijnreizigers. Bovendien hadden ze al meerdere reizen gemaakt in omliggende gebieden.”
Feit is dat het drietal op die bewuste 25ste februari vlak voor schemer in een auto met mechanische problemen stapt en een weg oprijdt vol gevaren.
Over wat vervolgens gebeurde, bestaan verschillende versies, weet de Nederlandse medewerker Hendrik Kuipers van de ontwikkelingsorganisatie SNV, die toen in de stad Gao woonde. Hij was dertien jaar geleden betrokken bij de speurtocht na hun verdwijning. Kuipers: “Ze kunnen Algerijnse islamitische extremisten zijn tegengekomen.” Andere geruchten uit die tijd zinspelen erop dat het drietal een gids heeft meegenomen die hen naar de plek heeft gevoerd waar kameraden van hem hen opwachtten.
Dertien jaar geleden heb ik het traject voor een reportage nagereden. De eerste vijftig kilometer is dan een onverharde, maar redelijk begaanbare route naar het zuiden. Dan gaat het pad plotseling over in een wirwar van zandsporen. Hier zijn de Nederlanders het spoor bijster geraakt en tot ruim tien kilometer ten westen van de hoofdweg afgedwaald.
Tot overmaat van ramp begeeft de radiateur van hun auto het opnieuw. Ze komen stil te staan in de Tilemsi-vallei, een bij de lokale bewoners bekende sluiproute voor smokkelaars van sigaretten en wapens tussen Gao en Timboektoe en de Algerijnse grens. Even later nadert vanuit zuidelijke richting een auto met vier gangsters variërend in de leeftijd tussen de 30 en 40 jaar. Het zijn twee Toearegs, genaamd Intalla Ag Awinawene en Alkhorlifa Ag Meddy, en twee Arabieren, genaamd Mohamed ould Hamana en Albakaye. In de kofferruimte van de auto van het viertal liggen 24 dozen Marlboro-sigaretten die ze juist bij een ripdeal op andere smokkelaars hebben buitgemaakt. De rovers zien in de Nederlanders een nieuwe prooi.
Uit gesprekken met bewoners, plaatselijke autoriteiten, familie en kennissen en een door de burgemeester van Tessalit, Abdala Ag Albaka, opgesteld rapport, zijn verschillende reconstructies op te maken. Daarbij is ook gebruik gemaakt van de verklaringen van een verdachte, waarbij uiteraard de kanttekening past dat hij, gezien de belangen van de rovers, de zaak kan vertekenen en de autoriteiten de schuld in de schoenen wil schuiven.
Hoe dan ook. Een luidt alsvolgt: Uittenboogaard, Ferdinand Smit en Hans Sint blijken compleet verrast als ze in de loop van een AK-47 aanvalsgeweer kijken. Maar de oud-officieren zijn van plan hun huid duur te verkopen. Een van de Nederlanders zou geprobeerd hebben het wapen van een van de overvallers af te pakken, waarna Aart probeerde te ontkomen.
“Ferdinand is niet de persoon om zich makkelijk gewonnen te geven,” zegt een vriend die hem uit de tijd als diplomaat in het Midden-Oosten kende. “Mijn eerste gedachte was dat hij zich heeft verzet.” Ook Aart was een stevige knaap, had de zwarte band karate en was een geoefend bokser die had getraind op de boksschool van de Amsterdamse Albert Cuyp. Het gebied waar ze zijn gestrand is een maanlandschap van rotsen en lage hopen opgestoven zand, schaars begroeid met graspollen en struiken. De gangsters hebben toen het vuur geopend op de forse gestalte van de wegrennende Aart en hem dodelijk getroffen.
Een andere mogelijkheid is dat Aart op het moment van de overval op enige afstand van de auto stond en werd gewaarschuwd door zijn kornuiten. Hij draaide zich om, wilde wegrennen en is toen neergeschoten. Ook dat zou verklaren waarom hij op enkele honderden meters van zijn vrienden is gevonden. De broer van Aart, Bert Uittenboogaard, benadrukt dat gezien hun karakter, militaire achtergrond en reiservaring, het niet voor de hand ligt dat de drie Nederlanders paniek zaaiden door een wapen af te pakken. “Zoveel waardevols hadden zij niet bij zich. Op een eerdere reis door de voormalige Sovjet-Unie in 1996 werden ze beschoten bij een abusievelijke gemiste wachtpost, waarbij hun auto werd geraakt, en zijn toen meteen gestopt.”
Meer lezen van Arnold Karskens? Neem een abonnement!