Misschien was ik de enige, maar ik vond de vaandelgroet aan de koning op 9 januari een trieste vertoning. Mogelijk omdat ik me realiseerde dat we inmiddels meer museumstukken ceremonieel geschut ‘in dienst’ hebben dan operationeel inzetbare. Bij het voorbijkomen van een door paarden getrokken stuk 6-veld (1894), dat in mei 1940 ons land nog moest helpen verdedigen, kreeg ik een brok in mijn keel. Het schitterende pompeuze ceremonieel vol goud waarin manschappen langsmarcheerde, stond in schril contrast met de volgens hun vakbond ‘ondermaatse‘ kleding waarin de soldaten op uitzending naar Mali gaan. Onder de klanken van militaire muziekkorpsen, waar we dikker in zitten dan ‘legerkorpsen’, trok de kleurige stoet naar de koning op Plein 1813 in Den Haag. Daar mocht hij de roep “Voor koning en vaderland, (onderofficieren) doe uw plicht” in ontvangst nemen, waarna hij zwaaiend met Diemaco’s en klewangs werd toegejuicht in “Oranje boven”.
Bij onraad verblijft Oranje echter niet boven bij ons, maar ver weg achter ons. Traditioneel, zeg maar ‘in the rear, with the gear’, in Groot-Brittannië. Onze laatste ‘Harry‘ die aan het front meevocht met de troepen, was de latere koning Willem II. Daarna is er ondanks de talrijkheid van het bij Oranjes opgespelde, nimmer meer een blikkie op de borst vechtend verdiend. Vechten laat men bij Oranje aan de kinderen van de burger over. Of aangetrouwde oosterburen, als de verhalen over prins Bernhard die meevloog in missies boven bezet gebied waar zijn.
Dat we meer op lijken te hebben met een blinkend gepoetst verleden, blijkt ook uit de investeringen in oude verdedigingslinies. Tot de vijandelijke Atlantikwall toe. Dat je dergelijk erfgoed wilt onderhouden is logisch, maar zulke investeringen steken nogal, subtiel gezegd -vreemd af- tegen de huidige defensie-inspanning. Deze wordt voor de komende tien jaar berekend op circa 7,5 miljard euro per jaar. Op zich een royaal bedrag.
Kijkend naar wat er elders in vergelijkbaar welvarende Europese koninkrijken op een kleiner defensiebudget ‘Voor koning en vaderland’ in stelling kan worden gebracht bij onraad, zijn de Oranjes een stel losers. In Zweden (9,8 miljoen inwoners, defensiebudget: circa 5,5 miljard euro), Noorwegen (5,1 miljoen inwoners, defensiebudget: 5,1 miljard euro) en Denemarken (5,6 miljoen inwoners, defensiebudget: 3 miljard euro) krijgen ze veel meer ‘knallen voor hun knaken‘.
Wat hierbij het meest opvalt is de geringe interesse voor de bescherming en beveiliging van de eigen bevolking achter onze dijken. Noorwegen kan bij mobilisatie rekenen op circa 83.000 man (m/v) Home Guard die als lichte infanterie of hulpverleners in actie kunnen komen. Denemarken brengt er 48.000 op de been. Zweden 25.000, in 40 bataljons van 300-700 man. In Nederland doen 3000 man NATRES met drie frontlijn bataljons* aan ‘Voor volk en vaderland’ als het mis gaat. Oranje boven? Waarmee? Waarom?
* In de ‘knallen per knaak’ link (2011) was er nog sprake van vijf NATRES bataljons (3800 man). Het is daar dus net als elders in de krijgsmacht sindsdien weer minder geworden.
Vaandelgroet aan de koning (op 1:20 doe uw plicht)