Met het dreigende faillissement van boekhandel Polare komen bij vele fervente lezers weer bange vermoedens bovendrijven. De literatuur, zo vreest men, zal uiteindelijk volledig digitaliseren, en het boek als medium zal geen lang leven meer beschoren zijn.
Die vermoedens zullen waarheid worden. Met de e-reader hebben we een efficiënt instrument in handen waarmee we teksten op zeer effectieve wijze kunnen verwerken en verspreiden. En dat is maar goed ook: nu literatuurbesprekingen allang niet meer in rokerige salons plaatsvinden, maar zich voornamelijk in digitale omgevingen afspelen, is het de hoogste tijd voor een daarop aangepast medium.
Maar er is nog een fundamentelere reden waarom het boek terecht zijn beste tijd heeft gehad en dient te verdwijnen. Voor menig literatuurliefhebber klinkt het als een vloek, maar de dood van het boek zal een zegen voor de literatuur betekenen.
De Franse structuralist en literatuurwetenschapper Roland Barthes publiceerde in 1967 een essay, waarin hij stelde dat een tekst altijd verweven is in een web van meerdere teksten, die onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn door hun sociaal-culturele en historische achtergrond. De auteur van een tekst heeft volgens Barthes zelf geen enkele invloed op de uiteindelijke betekenis van zijn werk: enkel wat er letterlijk staat, en hoe de lezer dit interpreteert, bepalen wat een tekst betekent. De ronkende titel van het essay zegt genoeg: ‘La Mort de l’Auteur ‘
Blijkbaar was Roland Barthes niet bekend met het reilen en zeilen binnen de Nederlandse literatuur in de jaren ‘60, want rond diezelfde tijd trof elke winkelier die in ons land een boekhandel binnenliep, bij de ingang een manshoog kartonnen bord aan, in de vorm van Jan Cremer op een motorfiets. Dat was de auteur van het boek Ik, Jan Cremer, dat overal te koop was. Op het boek was van tevoren alvast een sticker geplakt, die elke argeloze boekenwurm wijsmaakte dat het een heuse bestseller betrof – al was er dus nog geen enkel exemplaar verkocht. Het boek werd vooral dankzij dit vernuftige staaltje promotie een ware hype.
Kortom, de auteur Jan Cremer was bepaald niet dood, eerder springlevend, en leek bijna belangrijker dan zijn werk zelf.
Wij zijn inmiddels niet anders meer gewend. Het is in onze tijd volkomen normaal dat we schrijvers kennen van televisieprogramma’s, internet of horen zeggen, zonder dat we ooit een letter van ze hebben gelezen. Boeken zijn dan ook meer dan ooit uithangborden van zichzelf geworden: van de kleurkeuze en het lettertype op de omslag, tot de belichting die gebruikt is voor de foto van de auteur, is elk detail uitgedacht en afgemeten, zodat de consument, op zoek naar verse literatuur door de boekhandel dwalend, sneller geneigd is precies dat ene boek te pakken. Herkenbaarheid speelt hierin de belangrijkste rol: heeft u al eens iets gelezen van een bepaalde schrijver, dan zult u zijn volgende boek van honderden meters afstand kunnen herkennen – daar zorgt de uitgever maar al te graag voor.
Geen enkele auteur, zelfs de grootste niet, ontkomt aan deze marketingstrategieën. Zelfs Neerlands grootse pennenlikker Arnon Grunberg heeft wederom een abstracte Picasso-achtige omslag voor zijn jongste verhalenbundel Apocalyps gekozen, net als voor zijn vorige romans; had de omslag plotseling volkomen effen geweest, met enkel naam en titel, dan zouden er aanzienlijk minder exemplaren zijn verkocht. Daarbij heeft Arnon Grunberg zelf vaak genoeg opgemerkt dat hij goed verkoopt mede door zijn opvallende bos rode krullen en zijn typische bril.
Deze uitwendige transformatie van literatuur, waardoor boek en auteur reclame van zichzelf zijn geworden, heeft een logische inflatie van talent tot gevolg gehad: immers elke scribent met een karakteristiek uiterlijk en een oog voor modieuze tendensen, is potentieel verkoopbaar en dus aantrekkelijk om uit te geven. Over de kwaliteit van wat er nu precies in het boek staat maakt men zich dan al gauw niet druk meer, en terecht.
Michel Foucault reageerde op Roland Barthes’ essay door te stellen dat de dood van de auteur impliciet ook ‘de geboorte van de lezer’ inhield. Zoals gezegd bepaalde voortaan niet de intentie van de auteur, maar de interpretatie van de lezer de betekenis van een werk.
Maar wat gebeurt er eigenlijk met die interpretatie, als een potentiële lezer nog voor hij een woord van een boek gelezen heeft, reeds door de zorgvuldig ontworpen, op commercieel succes afgestemde omslag, flaptekst, auteursfoto en recensiecitaten, zich onvermijdelijk een beeld heeft gevormd van wat er in het boek zal staan? Wat blijft er over van die ‘geboorte’ van de lezer, en zijn verantwoordelijkheid om geheel zelfstandig de betekenis uit een werk te puren, als hij boek en schrijver in een vroeger stadium al heeft geduid, omdat beiden door uitvoerige promotie reeds overal aan hem zijn opgedrongen, en hij nu eenmaal instinctief al een oordeel heeft geveld?
Om die vragen te beantwoorden maken we een op het eerste gezicht wat vreemde sprong terug in de tijd, en wel naar 1566, het jaar van de Beeldenstorm. Deze vernietigende optocht van protestantse opstandelingen trok van dorp naar stad en verder, om de iconen en afbeeldingen van heiligen in katholieke kerken aan gruzelementen te hakken. Alle paapse pracht en praal die de calvinisten van een persoonlijke band met God weerhield, werd van de muren getrokken en met een geweldige galm op de stenen vloeren van de kathedralen kapot gesmeten.
Want wat bleef er over van de relatie tussen de ziel en God, wanneer daar altijd maar weer die roomse poeha tussenkwam? Waarom kon een gelovige niet gewoon zijn eigen Bijbel openslaan en bidden, dat was toch immers veel efficiënter?
Terug naar vandaag. De vergelijking is gauw gemaakt: de opmars van het e-book moeten wij beschouwen als een Beeldenstorm in de literatuur, als een bevrijding. Wij hakken al het overbodige uiterlijke vertoon van het boek af, tot alleen het noodzakelijkste element ervan overblijft: de directe relatie tussen een systeem van tekens waarin een betekenis verscholen ligt, en de lezer die deze dient te ontcijferen.
Net als de calvinisten in de 16de eeuw creëren wij directere wegen naar datgene waar het ons om te doen is. Een voor elke lezer herkenbare situatie helpt dit nog beter te illustreren: men leest een boek, laten we zeggen Misdaad en Straf van Dostojewksi, en als het uit is slaat men het dicht en legt het naast zich neer. Een dag later ziet men het weer liggen en herinnert men zich het volledige avontuur van Raskolnikow, en al die personages uit de wereld van dat boek – en plotseling is het een heel vreemd idee dat die totale wereld zich daar tussen die twee kaften bevindt.
Welnu, dat is niet voor niks een vreemd idee: het is namelijk een fout idee. Het Sint-Petersburg van rond 1865 bevindt zich immers niet in dat boek, maar in het hoofd van de schrijver en daarna in dat van de lezer: het boek was niets meer dan het medium waarmee die wereld kon worden doorgegeven.Hoe eenvoudig dat ook klinkt, zij die in het e-book de ondergang van de literatuur menen te herkennen, zien dit grondig over het hoofd.
Elke lezer zal het ermee eens zijn dat die ‘overdracht van werelden’ zo zuiver mogelijk dient te gebeuren, zelfs (of juist) wanneer die werelden ontworpen zijn om de lezer te verwarren.
De website Motherfuckingwebsite is een schitterend voorbeeld van hoe zo min mogelijk spektakel de overdracht zo soepel mogelijk maakt. Een bezoek aan deze website werkt uitermate verfrissend en inspirerend. Voortaan zeggen we tegen allen die argwanend tegenover het e-book zijn: ‘Look at this shit. You can read it. It fucking works!’
De site sluit af met de volgende quote: ‘Good design is as little design as possible,’ die de makers toeschrijven aan ‘some German motherfucker.’ Vermoedelijk is hier de Oostenrijkse filosoof Ludwig Wittgenstein bedoeld, die zijn Tractatus Logico-Philosophicus afsloot met de beruchte stelling: ‘Wovon man nicht sprechen kann, darüber muss man schweigen.’
Wat het boek als medium tegenwoordig poogt te doen, is ‘spreken’ over datgene waarover het niet spreken kan, namelijk wat het boek zelf en de auteur belangrijk maakt, waarom het gelezen dient te worden, en bovenal: waar het zelf over gaat. Woorden zijn slechts de tekens voor het betekende. Een boek is een doorgeefluik van werelden, geen wereld op zich, en alle onnodige metatekstuele of visuele informatie waarmee het doorgeefluik versierd wordt, kan alleen maar afleiden van dat wat de doorgegeven werelden ons duidelijk willen maken.
Het is tijd dat de auteur écht sterft, en deze keer voorgoed. Met het e-book zal de literatuur en ons denken daarover een geweldige verfrissende wending nemen. Met het fysieke boek, en de winkel waar we het kopen, verliezen we namelijk enkel de nodeloze visuele dimensie. Zo wint de kern van de literatuur, de kracht van onze verbeelding, eindelijk weer flink terrein.
Beeld: Shutterstock