Sinds de aankondiging van ‘de participatiesamenleving’ is er geheel nieuw debat ontstaan. Nu de burger steeds meer voor zichzelf zorgt en zelf participeert, wat is dan nog de rol van de overheid? Wat moet de overheid doen als zij moet ‘loslaten’ en burgers meer eigen initiatief moet gunnen? Deze week bleek maar weer hoe ingewikkeld deze vragen zijn. Ambtenaren die vroeger gewoon dingen mochten regelen, zijn dolende.
Een beproefd recept om maatschappelijke ontwikkelingen in kaart te brengen is het uitbrengen van een rapport. Vroeger hadden rapporten een duidelijk doel. Er moest namelijk beleid worden gemaakt en dus was het goed vooraf na te denken, met betrokkenen het gesprek aan te gaan, onderzoekers aan het werk te zetten en de conclusies op te tekenen voor de minister.
Maar wat moeten ambtenaren doen als ze in een participatiesamenleving werken? Deze term suggereert dat ambtenaren helemaal niet tot beleid hoeven te komen omdat burgers zaken zelf gaan oppakken. Hoe geef je je werk dan toch een nuttige invulling?
Het antwoord is: toch maar doorgaan op de oude weg. En dus kwam er deze week een boek uit over de participatiesamenleving en kwam er een discussiemiddag. Dinsdag werd de bundel Ja, maar… Reflecties op de participatiesamenleving gepresenteerd met onder andere bijdragen van Roel in ’t Veld en Rutger Bregman. Naar aanleiding van de bundel vond in Den Haag een discussiemiddag plaats met ambtenaren, wetenschappers, sociale ondernemers en opiniemakers.
Ambtelijke rapporten hebben een wat bureaucratisch imago: waar is al dat schrijfwerk eigenlijk voor nodig? Toch is het nuttig te weten hoe een bepaald beleidsterrein ervoor staat. Bij de participatiesamenleving is de vraag bijvoorbeeld hoeveel burgers er participeren, welke activiteiten zij precies ondernemen en in hoeverre de overheid erin is geslaagd burgers hiertoe te enthousiasmeren sinds de Koning de ‘participatiesamenleving’ uitriep.
De participatiesamenleving is zo modieus dat het zich niet leende voor een rapport. Er kwam een boek bij een serieuze uitgever met allerlei grote namen: journalisten, hoogleraren en moderne ondernemers mochten hun zegje doen. Het resultaat is ook heel modieus. Waar traditionele rapporten allerlei vragen zouden beantwoorden over het betreffende fenomeen, doet dit boek dat geenszins.
Nergens cijfers, nergens concrete beschrijvingen van hoe ‘de participatiesamenleving’ er nu bij staat, maar slechts meningen en persoonlijke voorbeelden die auteurs zelf goed vinden. Nergens een diepgravende analyse, slechts snelle stukjes – tegen een vet tarief opgetekend uiteraard – met meningen die iedereen wel kon raden: ‘de participatiesamenleving is helemaal niet nieuw’, ‘het kost burgers tijd om te participeren’ en ‘er is sprake van uitsluiting’.
Ambtenaren weten niet meer wat hun rol is als ze moeten loslaten en bewandelen dus oude wegen. Maar dat doen ze op zo’n manier dat als ze beleid zouden willen maken, ze aan de verzamelde inzichten niets hebben, ook al waren ze ongetwijfeld zeer prijzig. De belangrijkste discussie over de participatiesamenleving is die over de zorg, maar het boek gaat over… wonen (!).
Een tafel met twaalf auteurs en ambtenaren discussieerde op een chique locatie over de peperdure inzichten en zo ontstond nog meer diarree van ideeën. Deze geven alleen meningen over de participatiesamenleving en dus ook geen enkele richting aan wat er daadwerkelijk op dit punt gedaan of gereguleerd zou moeten worden.
Niemand durfde het te zeggen, maar ‘helemaal niets reguleren’, durfde geen ambtenaar aan. En iedereen had – bij gebrek aan feitelijke informatie – een eigen favoriet voorbeeld meegenomen. De conclusies die dat opleverde waren zulke open deuren dat het werkelijk geen cent had hoeven kosten: we weten niet wat de burger van de participatiesamenleving vindt, we moeten niet te veel denken in maakbaarheid en vooral kijken naar ‘wat werkt’. En er is ‘leiderschap’ nodig!
En als uitsmijter: de discussie over de participatiesamenleving is ‘gelaagd’. Dit leidt tot de cynische conclusie dat er in de participatiesamenleving geen geld is voor zorg en dat daarom burgers massaal moeten gaan participeren, maar dat de botte bezuinigingsbijl nog niet is ingezet bij dit soort totaal zinloze, maar wel peperdure trajecten waar niets uitkomt.
Chris Aalberts is auteur van o.a. Achter de PVV: waarom burgers op Geert Wilders stemmen.