Het was zo’n leuk idee: in het Europees Parlement wordt tussen volksvertegenwoordigers uit verschillende landen en culturen gedebatteerd over Europese thema’s, maar tijdens de campagne voor de Europese verkiezingen merk je daar niets van. Dan lijkt het net alsof er alleen maar nationale partijen bestaan met nationale kandidaten. Wat zou het leuk zijn om een debat te organiseren waarbij de internationale dimensie van de Europese politiek zichtbaar wordt, nietwaar?
Een breed gezelschap van instellingen ging de uitdaging aan. En zo ontstond het debat: ‘One vote, many voices and real choices’. Afgelopen donderdag luisterden zo’n 200 mensen in een zaal van de Universiteit Leiden naar acht Europese politici. In het Engels natuurlijk, want er zaten enkele internationale studenten in de zaal en ook de debaters vormden een internationaal gezelschap. Wat kunnen we leren van zo’n debat?
Het positieve aan een internationaal debat is dat het werkelijk nieuwe informatie naar boven haalt. De kandidaten werken straks in een internationale omgeving. Daar wordt geen Nederlands gesproken. Dit debat geeft de burger de mogelijkheid een inschatting te maken hoe competent kandidaten zijn in hun vaardigheid vreemde talen te spreken. De aanwezigen van PVV, CDA, VVD, D66 en GroenLinks slagen voor deze test.
Maar Agnes Jongerius, de vrouw waarvan de PvdA zo trots is dat ze op de lijst wil staan, zakt door het ijs. Een ingestudeerd verhaaltje gaat nog wel, maar na aanhoudende kritiek op haar voorstel voor een Europese werkloosheidsnorm, lijkt ze meer op een student die verplicht een Engelstalig vak aan de universiteit moet volgen, dan op een debater die in staat is anderen in een vreemde taal van haar standpunt te overtuigen. Er komen nog slechts hakkelende zinnen uit.
Natuurlijk wordt er bij veel debatten in Brussel en Straatsburg getolkt. En dus zal Agnes straks in de plenaire zaal nooit een modderfiguur slaan. Ook in allerlei officiële bijeenkomsten zullen er tolken zijn en zal Agnes niet nogmaals door het ijs zakken. Maar als er geen tolk aanwezig is, gaat ze het heel moeilijk krijgen. Naarmate het debat met Agnes vordert, gniffelt de zaal steeds luider.
Een debat wat internationaal bedoeld is, is niet per definitie echt internationaal. Vermoedelijk was het de bedoeling in elke debatronde een nationale en een internationale kandidaat met elkaar te laten debatteren. Maar van de acht kandidaten kwamen er maar twee van elders: uit België.
Kandidaten moeten op zoek naar kiezers uit hun eigen lidstaat want die kunnen op hen stemmen. Zij hebben geen tijd voor experimenten die de internationale dimensie van Europese politiek moeten aantonen voor een publiek dat niet op ze kan stemmen en waarbij de kans bestaat slechte pers te krijgen vanwege hun belabberde Engels. Agnes is natuurlijk niet de enige kandidaat die niet met Engels uit de voeten kan. Anderen hebben wellicht hetzelfde probleem, maar zijn zo slim niet naar een Engelstalig debat te komen.
Een echt internationaal debat zal er zonder Europese kieslijsten nooit komen. Maar behalve D66 wil niemand die kieslijsten. Precies dit D66-publiek is hier massaal aanwezig. Er zijn nauwelijks aanwezigen die van plan zijn PVV of SP te stemmen. Zo ontstaat een extreem scheve verhouding tussen de werkelijkheid buiten de zaal en die erbinnen. Eurofiel is het publiek bij Europese debatten altijd, maar bij een internationaal debat zien we hiervan de overtreffende trap. Bij dit debat is D66-er Gerben-Jan Gerbrandy de publiekslieveling.
Agnes Jongerius heeft het er maar moeilijk mee. Het publiek gniffelt steeds luider om haar zwakke optreden want in een internationale omgeving hoor je gewoon vloeiend Engels te kunnen. Toch is Agnes’ brakke Engels veel gewoner is dan dit debat suggereert. Zowel bij burgers als bij politici is goed Engels de uitzondering, behalve natuurlijk bij het internationaal denkende D66-publiek. Daar is goed Engels de norm, ook al voldoet buiten een klein clubje internationals bijna niemand eraan. Arme Agnes.
Chris Aalberts publiceerde onlangs: Kunnen burgers Europa van koers laten veranderen?