Iedereen kijkt voetbal. En dat is logisch. Voetbalhaters zijn aanstellers. We houden van Oranje, omdat…
Geef toe: wat zou je anders moeten doen deze dagen? Voor de tweede keer Breaking Bad uitkijken? Neh. Naar een theatervoorstelling gaan van Javier Guzman? Bah, daar zit je in de zaal met zure lotgenoten die je nou juist niet wilt ontmoeten. Seks? Hé, dat lukt dus niet, want de andere helft kijkt wèl. Kom op, u gaat echt in uw eentje een boek lezen, terwijl de buren staan te schreeuwen? Goed, dat kondig je lekker dwars aan, zoals musical-Messi Chantal Janzen, maar dat doe je niet. Wees eerlijk. Je kunt je wel puberaal afzetten, maar daarmee word je alleen populair bij voetbalmisantropen of culturele snobs, twee groepen mensen die niet bekend staan om hun humor of zelfrelativering. Het WK kijken is de enige te tolereren vorm van amusement de komende weken. Wen er maar aan.
We houden van Oranje, omdat we niet van Nederland mogen houden. Oranje-verering is de aflaat van onze huiver om ons openlijk nationalistisch te uiten. Het in sommige plaatsen verboden verklaarde Roy Donderspak is het post-modern gevechtstenue van de burgerman. Dat petje met die afzichtelijke mat is de baret van het truttige verzet. Je zal zien dat Mark Rutte en Geert Wilders, en op den duur ook Diederik Samsom op een walgelijke wijze willen meeliften op deze hausse aan gevaarloos chauvinisme. Je kunt er boos om worden, maar ook de aandoenlijkheid inzien van de Oranje-manie. Omdat we nooit trots mogen zijn, overdrijven we deze weken graag, om daarna snel weer terug te vallen in onze kleinzielige verongelijktheid.
Het meest nare aan de Oranjegekte is dat het gepaard gaat met een superioriteitsgevoel tegenover de Rode Duivels. De Belgen hebben op papier een veel evenwichtiger elftal dan Nederland, en lopen al maanden met de borst vooruit omdat ze weer meedoen op een WK. We doen heel lief tegen onze Zuiderburen, maar onderhuids nemen we het optimisme in België niet serieus. Zo zijn we, hè. Wij hebben het al zovaak meegemaakt. Wij weten hoe je WK’s moet spelen. En uiteindelijk zal verliezen.
Johan Cruijff kwam laatst met een briljant inzicht. Voetbal is een sport die draait om het voorkomen van fouten. De voormalige nummer 14 is de man die voetbal ziet als een spel dat wordt geteisterd door het noodlot. Cruijff is een Calvinist. Je kunt nog zo goed je best doen, maar uiteindelijk beslissen er hogere machten over winst of verlies. Cruijff gruwelt van doellijntechnologie, omdat hij vindt dat ook de scheidsrechter mag blunderen. Willekeur en onrecht zijn onderdelen van de edele trapsport. Scheidsrechterlijke dwalingen bepaalden de eerste dagen van het toernooi. Mooi toch? Je kunt naar een Hollywoodfilm kijken met een happy end, maar ook een voetbalwedstrijd van 90 minuten volgen, daarbij weet je nooit hoe het onrecht wordt verdeeld. Voetbal is een Bijbels sprookje. Uiteindelijk dobbelt God en dat vinden we best lekker.
Oud-bondscoach Rinus Michiels is de Von Clausewitz van het voetbal. De man, die niet voor niets De Generaal werd genoemd, sprak ooit wijze woorden: voetbal is oorlog. Dat is het natuurlijk niet in letterlijke zin, al zijn er individuele spelers die mentaal niet ver afstaan van sadistische Blood Und Boden types.
Bij voetbal komen de meest basale haatgevoelens naar boven. Tot 1988 was het volstrekt gebruikelijk dat kalme genuanceerde geesten zich te buiten gingen aan anti-Duitse spreekkoren (’die kutmoffen!’) na het verlies van een potje voetbal tegen onze Oosterburen. Oorlog is niet leuk. Voetbal wel. Voetbal is een fijn ventiel om onze agressie mee te ontluchten.
De finale van dit WK wordt Frankrijk tegen Argentinië. Maar het kan ook Brazilië tegen Italië worden. Waarom? Ach, je kunt duizenden redenen verzinnen. Argentinië heeft de beste aanval en het beste middenveld. Frankrijk een relatief fitte selectie. Brazilië speelt thuis en Italië wint ook als het beroerd speelt. Oh, u dacht iets anders? U dacht toch weer Duitsland? Ook goed hoor. Over voetbal praten is als ouwehoeren over de beurs. Je kan een uitkomst voorspellen en er een goede argumentatie bij verzinnen. Gelukkig loopt het altijd anders en zelden goed af. Toch gaan we door met dat beredeneerde gokken. De Nostradamus in de mensch is sterker dan onze wil om te zwijgen. En dat is ook prima. Voetbal gaat nergens over en iedereen weet het. Als Frans Bauer een betere analyticus blijkt dan René van der Gijp dan zouden we gepast moeten zwijgen, maar dat doen we niet: de meelulfactor is alles in het huidige tijdgewricht. We kunnen niet allemaal zo verstandig zijn als Wittgenstein die wist dat je over sommige zaken beter niet kan praten.
Mensen die hun werkplek Oranje versieren en opmerken dat ze nu eindelijk met plezier aan de arbeid gaan zijn meelijwekkende misantropen. Maar ze bestaan echt. En in groten getale. Oranje is opium voor het werkvolk. De productie neemt af tijdens het WK, maar de werkvreugde neemt toe. Daar is niks mis mee. We staan met zijn allen gebogen over de voetbalpoule en analyseren de wedstrijd nogmaals zonder tot een wezenlijk nieuw inzicht te komen. Hopelijk drinkt dat lekkere wijf op de afdeling een keer te veel en kun je haar decolleté eens subtiel betasten als ze weer in de lift tegen je aan kruipt met haar aangeschoten boezem.
Klaarkomen is lekker, maar de euforie van een Oranje-overwinning benadert de genotzuchtige staat van het orgasme. Over een maand of negen zullen er kinderen worden geboren die Robin, Arjen of Louise gaan heten. Voetbal is het afrodisiacum voor mannen en vrouwen met weinig fantasie. Enige nadeel aan dit WK zijn de achterlijk late wedstrijden. Dat zou nog wel eens een belemmering kunnen vormen tot die kort coïtale vreugdemomenten die er toe leiden dat de bevolking zich voortplant.
Een vrouw die met bier in haar gelakte nagels een treffende analyse geeft van een wedstrijd is een Godsgeschenk en zou daarom terstond moeten worden opgenomen in het lijstje van zeven schoonheden. Elk voetbalmeisje is beter dan zo’n poehadame die over nagellak babbelt en niet weet wat buitenspel is, of nog erger: een cultuur-correcte tutholla die uitlegt dat voetbal maar een spelletje is en jammert dat de honger in de wereld nog lang niet is opgelost. Voetbal kijken met vrouwen is meestal een ramp, voetbal kijken met vrouwen die het spel doorgronden is de hoogste vorm van erotiek.
Het Nederlands Elftal is nog nooit wereldkampioen geworden. We werden drie keer tweede. Deze bijna-kampioenschappen vormen een nationaal trauma. In 1974 waren we de besten, in 1978 schoot Robbie Rensenbrink in de laatste minuut op de paal en in 2010 nou ja, daar praten we liever nog steeds niet over. Een WK winnen is voor ons een obsessie als die niet beantwoorde liefde op de middelbare school. Inmiddels dragen minstens vier generaties mannen dit kruis met zich mee. Zoals elke Amerikaan kan vertellen waar hij was toen Kennedy werd vermoord kan elke Nederlander wel een verlies-anekdote opdiepen als we aan verloren WK-finales refereren. Het wereldkampioenschap betekent het definitieve coming of age moment van een natie, die al twee eeuwen wordt geteisterd door minderwaardigheidscomplexen. Als Nederland ooit wereldkampioen wordt zijn we mondiaal ontmaagd en treden we toe tot het rijtje landen dat weet wat het betekent om verantwoordelijkheid te moeten dragen. Dan kan die drammende dominee in zijn Oranje pak eindelijk van zijn kansel stappen en zich concentreren op de essentie van het bestaan. Laten we hopen dat het snel gebeurt. Nederland is er aan toe om niet langer te worden voortgedreven door bijzaken in het leven.