Achtergrond

Gekibbel in de Kaukasus en de Europese energiepolitiek

04-08-2014 12:01

Het kan er nog wel bij. Terwijl Israël en Hamas elkaar de tent uitvechten, Oekraïne en pro-Russische separatisten in de clinch liggen en Syrië en Irak nog altijd in brand staan – om maar een aantal conflicten te noemen – is het decennia oude conflict tussen Azerbeidzjaan en Armenië ook weer opgelaaid. Dat komt vooral Europa bijzonder slecht uit.

Afgelopen vrijdag meldde Azerbeidzjaan dat acht militairen van het land zijn omgekomen tijdens gevechten met etnische Armeense separatisten. De separatisten hebben de controle over Nogorno-Karabach: een gebied waar al enkele tientallen jaren onenigheid over heerst.

Geschiedenis van het conflict

De oorsprong van het conflict ligt veel verder terug in de geschiedenis. Na zich af te scheiden van het Russische rijk en het uitroepen van onafhankelijkheid door Armenië en Azerbeidzjaan in 1918, ontstond onenigheid over waar de grenslijn tussen beide republieken zou moeten komen te liggen. In de jaren ’80 (1988) van de vorige eeuw – toen beide staten al jarenlang Sovjetrepublieken waren – intensifieerde het conflict, nadat Azerbeidzjaan weigerde het verzoek in te willigen Nagorno-Karabach onderdeel te laten zijn van Armenië. Na het ineenstorten van de Sovjet-Unie in 1991 verklaarden Azerbeidzjaan, Armenië en Nagorno-Karabach zich alle drie onafhankelijk. Het conflict liep vervolgens militair uit de hand toen Azerbeidzjaan zich verzette tegen de onafhankelijkheid van Nagorno-Karabach. Daarop besloot Armenië die laatste te hulp te komen. Een heftige strijd was het gevolg, niet in de laatste plaats doordat beide partijen gemakkelijk aan achtergebleven Sovjet-wapens konden komen. Al snel volgen beschuldigingen van genocide over en weer.

Na de nodige offensieven werd in 1994 een staakt-het-vuren gesloten, nadat Armenië het grootste deel van Nagorno-Karabach onder controle had gekregen en het conflict regionaal dreigde te escaleren (door richting Turkije en Iran oprukkende Armeense troepen). Voor een uitgebreide omschrijving van het conflict, zie hier.

Her-oplaaien geweld

Sinds het staakt-het-vuren is ingegaan in 1994 is het grootste deel van Nagorno-Karabach in handen van Armeense troepen. Zowel politiek als economisch is de republiek sterk vervlochten met Armenië. Formeel hoort het gebied echter nog altijd bij Azerbeidzjaan en geen enkele VN-lidstaat erkent de onafhankelijkheid van Nogorno Karabach. Saillant detail: zelfs Armenië erkent niet, als onderdeel van vredesbesprekingen met Azerbeidzjaan.

Dat lijkt enige hoop te bieden, maar sinds 1994 is het al een aantal keren opnieuw tot schermutselingen gekomen. Azerbeidzjaan investeert volop in zijn krijgsmacht en dreigt regelmatig Nagorno-Karabach opnieuw in te nemen. Armenië heeft aangegeven (militair) in te zullen grijpen als Nagorno-Karabach wordt binnengevallen. Ook in het huidige jaar vielen aan beide zeiden doden na gevechten in februari, maart en juni.

Pogingen van Rusland, Frankrijk en de Verenigde Staten om duurzame vrede tussen de partijen te bereiken zijn tot nu toe op niets uitgelopen. Beide landen hebben zich in een wapenwedloop gestort die weinig goeds belooft. Afgelopen week laaiden de gevechten opnieuw in alle hevigheid op (zie onderstaande foto’s op Twitter). Beide kanten wijzen elkaar wederom als schuldige aan.

Reden tot zorg…

Het conflict zorgt voor nog meer instabiliteit en geopolitieke risico’s in een wereld die momenteel niet bepaalt een gebrek kent aan conflicten. Moeten we ons zorgen maken?Dat lijkt op het eerste gezicht mee te vallen. De laatste ronde van gevechten wordt door analisten vooral uitgelegd als afleidingsmanoeuvre van beide presidenten – Alijev van Azerbeidzjaan en Sargsyan van Armenië – om interne problematiek niet de overhand te laten krijgen. Bovendien is het de afgelopen twintig jaar vaker tot geweld gekomen, waarbij de situatie (vooralsnog) niet oncontroleerbaar uit de hand is gelopen.

Toch komt het oplaaien van het conflict voor Europa zeer ongelegen. Met de oplopende spanningen in de relatie met Rusland door het conflict in Oekraïne en het neerhalen van de Malaysian Airlines vlucht MH17 in juli, lijkt het zoeken naar alternatieven voor Russisch olie en gas in een (kleine) stroomversnelling geraakt. Een van de meest veelbelovende alternatieven in het vizier van de Europese Unie is de Kaukasus en dan met name het energierijke Azerbeidzjaan. Van alle voormalige Sovjet-staten is het land de op twee na grootste olieproducent en zo’n beetje de enige beschikbare route die niet door Rusland loopt om Kaspisch gas naar Europa te krijgen.

Als alles volgens plan verloopt zal gas uit Azerbeidjaan Europa gaan bereiken vanaf 2019 via de Trans-Adriatic Pipeline (TAP). Die verbinding loopt dan vanaf Griekenland, Albanië, de Adriatische Zee, via Italië richting West-Europa. Een optie die eveneens wordt overwogen is om gas uit Azerbeidjaan, via Turkije naar Europa te transporteren door de Trans Anatolia Natural Gas Pipeline (TANAP). Deze pijpleidingen zullen worden aangesloten op de reeds bestaande South Caucasus Pipeline, die als primair doel heeft om gas vanuit Azerbeidjaan naar Georgië en Turkije te transporteren. De hoeveelheid gas die via deze pijpleidingen zal gaan stromen is beperkt. Zo gaat het bij TAP initieel om 10Bcm per jaar, met de mogelijkheid op langere termijn uit te komen op 20 Bcm per jaar. Dat terwijl Europa in 2013 541 Bcm gas verbruikte, waarvan 161,5 Bcm uit Rusland kwam. Desalniettemin betekent het een belangrijke aanvulling op de gasmix van de EU en daarmee minder afhankelijkheid van Rusland. Azerbeidjaan wordt dus gezien als een belangrijke, strategische geopolitieke schakel voor de Europese Unie.

De TANAP en TAP

De TANAP en TAP

…of reality check?

Het is met het recente oplaaien van het conflict tussen Azerbeidzjaan en Armenië echter nog maar de vraag of het (deels) overschakelen van Russisch naar Kaspisch gas zo verstandig is en hoe gretig men die plannen moet uitbreiden. Gas uit Azerbeidzjaan lijkt Europa ruimte te bieden om (iets) minder afhankelijk te worden van Moskou, maar in het slechtste scenario helpt het ons van de regen in de drup. De ontwikkelingen van afgelopen week zijn geen reden om Kaspische energie direct af te schrijven, maar de instabiliteit in het gebied maant wel tot voorzichtigheid.

Kijken naar alternatieve landen is een optie, maar de mogelijkheden zijn erg beperkt. Irak is minstens even instabiel en wat Iran betreft is het nog maar zeer de vraag of een nucleaire deal in het verschiet ligt. Dichter bij huis gezocht is een verhoogde afname van Noorwegen en Algerije een beperkte optie. Ook LNG uit Qatar is een mogelijkheid, maar het zal jaren duren voordat de benodigde infrastructuur is aangelegd en Europa zal niet de enige partij zijn die aast op die aanvoer. Een Europese energiemix met een sterk gereduceerd Russisch aandeel lijkt voorlopig dan ook eerder wensdenken dan een realistisch perspectief te zijn. Op (veel) langere termijn zijn schaliegas, kernenergie en duurzame energie mogelijke alternatieven, maar ook in het geval van die laatste optie zal gas een elementaire rol blijven spelen bij het onderhouden van een back-up capaciteit.

Kortom, de onrust in de Kaukasus kan ook werken als reality check. Al het wensdenken daargelaten lijkt het erop dat we onze relaties met Rusland – hoe ongemakkelijk dat soms ook aanvoelt – nog maar even moeten koesteren. Alternatieven zijn namelijk niet zomaar gevonden. Ondertussen valt het te hopen dat ze de hoofden in de Kaukasus koel houden.

Foto: President Ilham Aliyev en Premier Tayyip Erdogan bij het tekenen van de overeenkomst voor het ‘Trans-Anatolian Natural Gas Pipeline Project’.

Dit artikel verscheen eerder op StukjeDuiding.