Ik heb tatoeages. Daarmee schaar ik me ogenschijnlijk in de categorie maatschappijhaters die volkomen losgerukt zijn van enig vorm van decorum. Mijn keuze tot verminking van mijn eigen lichaam zegt een luid ‘neen!’ tegen de maatschappelijke normen en waarden. Ik kies ervoor om niet mee te gaan met de goede mensen en meer van zulks. Ik heb ook een universitair diploma, maar dat maakt ook geen ruk meer uit, want ik ben een rebel die zijn eigen ruiten in gooit, aldus Renée Braams.
Laten we wel wezen, iemand met zichtbare inkt op handen, nek of zelfs gezicht, kiest er voor om geen carrière na te streven als ober, autoverkoper of docent. Ik respecteer het feit dat in bepaalde functies een tattoo not done is, gewoon omdat het niet representatief is. Dat is lullig en vervelend, maar je kunt nu eenmaal geen hele maatschappij iets laten accepteren wat een paar decennia terug nog vooral het privilege was van pooiers, bajesklanten en zeebonken (waar zou de tattoo zijn zonder zijn clichés?).
In zoverre begrijp ik nog wel dat mevrouw Braams niet zit te wachten op een optometrist met een tribal op haar gezicht, maar die bijna fysieke reactie op het zien van een tatoeage op de arm? Ik kan er niet helemaal bij met mijn verstand.
Om zulke reacties te voorkomen heb ik mijn inktwerkjes mooi verborgen onder broekspijpen en mouwen. “Ik geloof er niks van dat jij tatoeages hebt!”, riep een collega me laatst toe. Ik heb het graag zo, maar bij Renée Braams ben ik al uit de gratie. Het idee dat ik zelfmutilatie toepas zegt volgens haar artikel meer over mij dan mijn curriculum vitae. Het benadrukt mijn bijna perverse asociale houding. Je kunt het niet aan me zien, maar ik ben een verborgen vijand van het fatsoen, volgens mevrouw Braams.
Ik kijk daar toch wat anders tegenaan. Als het lichaam een tempel is, dan zijn tatoeages een decoratie en eerbetoon aan het zelf (goed Rooms-Katholiek opgevoed). “De aller-individueelste expressie van de aller-individueelste emotie in sommige gevallen”, om maar een mooi citaat van Willem Kloos te gebruiken.
Tatoeages zijn namelijk niet van, voor of tegen de maatschappij, ze zijn van mijzelf. Als ze dan iets uit dragen naar buitenaf, dan is het dat ik van tatoeages houd. Niets meer en niets minder.
“Zou je het erg vinden als iemand met een tattoo lesgeeft aan je kinderen?”
Ik kan die vraag niet eerlijk beantwoorden, want ik heb ze zelf. Dan kan je moeilijk zeggen dat een leraar met een stukje kunst op zijn huid een loser is, want dan zou papa dat ook zijn. Als je vindt dat het alleen kan als die tattoo bedekt is, dan vind ik dat prima. Zeggen dat die tattoo iemand een slechter mens maakt en onbekwaam (want asociaal) gaat te ver, dat heeft namelijk helemaal niks meer met smaak en tolerantie te maken. Dat is keihard oordelen over een ander op niks meer dan uiterlijk. Dan ben je fout bezig, naar mijn bescheiden mening.
Iemand legde me de vraag voor wat we van het artikel zouden denken als het over hoofddoeken ging, in plaats van over tatoeages. Dat is een goede vraag natuurlijk. Oordeel ik over iemand met een hoofddoek, zoals mevrouw Braams over de oogdruppelaar die toevallig wat inkt liet zien? Nee, ik hoop van niet. Onder die hoofddoek, net als onder de tattoeage, zit een mens met veel meer kanten dan alleen dat stukje uiterlijk. Ik lig niet wakker van mensen die er anders uit willen zien.
Het is wel een eyeopener om zo’n stuk te lezen over tatoeages, zo bekeken worden is namelijk iets waar hoofddoekdragers dagelijks mee te doen hebben. Bekeken worden alsof je een ‘untouchable’ bent, zoals de oogdruppelaar van Renée Braams, dat wil geen mens ervaren. Om net als mevrouw Braams nooit meer iets te lezen van een beminde schrijver, wie heb je daar nou echt mee? Zelf heb ik een hekel aan voetbal, maar om nou nooit meer iets van Herman Brusselmans te lezen? Nee, dat gaat me te ver.
Mijn vader vraagt nog wel eens naar mijn ‘plakplaatjes’ en of het niet genoeg is. Ik snap dat wel, hij vindt het maar raar dat het zo gewoon moet zijn. Dat was vroeger niet zo, maar je moet met je tijd mee. Verder dan wat steken onder water komt het vaak niet en ergens vindt hij het volgens mij nog wel tof. Zolang ik maar niks op mijn voorhoofd heb staan en gelukkig ben. Ik ben als gezond mens geboren, dus als ik met mijn lichaamsversiering zorg dat ik geen kansen mis, dan is het al lang goed.
Schijnbaar is daarmee de kous niet voor iedereen af. Mensen als Renée Braams hebben geen vrede met een wereld waarin een tattoo hebben gewoon ongestraft kan. Een deel van haar lezers voelt zich even sterk geschoffeerd door deze huid kunst. Dit zijn de achterblijvers, de mastodonten van onze tijd. Met anachronistische denkbeelden weet zo iemand de maatschappij een keer op te schudden en wakker te maken.
Het is ergens wel aandoenlijk, alsof er iemand nog echt naar zal luisteren. Met gebalde vuist schreeuwen over de ‘jeugd van tegenwoordig’, zoiets is het eigenlijk gewoon. Verandering is namelijk eng, tatoeages zijn eng en dit wordt een steeds vreemdere en beangstigende wereld.
Dus laten we allemaal de rust bewaren. Renée Braams zal voorlopig niet met de teletijdmachine terug kunnen naar een tijd en plaats waarin de wereld nog niet zo vol was met getatoeëerd tuig dat de maatschappij enkel kommer en kwel toewenst.
In plaats van haar uit te maken voor ‘NSB-er en burgertrut‘ (al dan niet terecht), moeten we koesteren wat we hebben met iemand als Renée Braams. Stel je voor, dat je met je kinderen naar de dierentuin kon gaan om te zeggen: “Kijk! Dit is de wolharige mammoet, die zijn er nog maar een paar over. Dat is evolutie, die kunnen niet meer mee.”
Zo iemand is Renée Braams
En daarom moeten we dit restant van een voorbije tijd koesteren en proberen te begrijpen. Levende geschiedenis is dit, normen en waarden uit een tijd toen mensen nog als ‘menschen’ geschreven werd.
Misschien wil Renée Braams er stiekem zelf wel eentje, maar durft ze niet zo goed. Is er geen tattoo-artiest die haar wil helpen? Gewoon een hartje op de borst of een roosje op d’r bil.
Vrijwilligers?