Als een universiteit een sessie organiseert hoe jongeren bij de EU betrokken kunnen worden, moet dat al een reden zijn om de wenkbrauwen te fronsen. Vrijdag was het zover aan de Universiteit van Amsterdam. Samen met de Nationale Jeugdraad werd een sessie georganiseerd met de titel: Hoe betrekken we jongeren bij Europa? Naar de goede universitaire traditie werd het een uiterst leerzame middag.
De middag start met het eeuwige klaagverhaal over de jeugd van nu. Jongeren zijn immers niet geïnteresseerd in politiek en al helemaal niet in de EU. Dat komt, zo leren wij hier, omdat jongeren denken dat er niet naar hen wordt geluisterd. Een van de sprekers illustreert dit met het gegeven dat bij de laatste Europese verkiezingen 73 procent van de jongeren niet heeft gestemd.
Eigenlijk kan deze sessie al na tien minuten tot een einde komen, want de Nederlandse jeugd blijkt al met al uiterst intelligent en geïnformeerd. Het is immers evident dat er niet wordt geluisterd in Europa en jongeren hebben dat feilloos door. De kans op invloed is om heel veel redenen heel klein. Toch zien de aanwezigen dit anders. Het is volgens hen juist een probleem dat jongeren de feiten over de EU kennen.
Deze sessie gaat niet over hoe we jongeren voor Europa moeten interesseren, leren we, want dat is niet reëel. Soms is Europa nu eenmaal oninteressant. Belangrijker is dat jongeren voelen dat hun stem wordt gehoord. Hoewel we ons bevinden aan een universiteit, wordt de vraag genegeerd of dit idee reëel is. En dus gaan verschillende sprekers in op oplossingen om jongeren tegen beter weten in dit positieve gevoel te geven. Zo ontstaan vier mythes.
D66-Europarlementarier Marietje Schaake poogt uit te leggen dat Europa allerlei belangrijke kwesties behandelt die voor jongeren relevant zijn. Ze slaagt in die opzet: Europa spreekt bijvoorbeeld over het vrije internet en over onderwijs. Ze pleit voor meer informatie voor jongeren. Daar is niets op tegen en niemand spreekt haar tegen. Maar daarna begint de luchtfietserij.
Oud-Piratenpartij-lijsttrekker Matthijs Pontier praat over online democratie. Dit kan helpen Europa dichterbij de burger te brengen. In IJsland zijn er belangrijke resultaten geboekt, zegt Pontier, maar hij vergeet te vertellen waarom een succes in een land met een kwart miljoen inwoners zomaar te kopiëren is naar het extreem divers Europa van een half miljard inwoners.
Europa moet wel leuk worden gebracht, anders interesseert het jongeren niets, leren we. Met Prodemos spelen we bingo aan de hand van vragen over Europa. Als de vorm van de politiek niet aanspreekt, zullen jongeren snel afhaken, is de boodschap. Boeiend dat dit gesteld wordt op basis van een proefschrift wat het tegendeel (!) beweert.
Tenslotte zeggen meerdere sprekers dat sociale media een belangrijke rol zouden kunnen spelen in het bereiken van jongeren. De jongeren die aanwezig zijn weten allen te melden dat ze geen politici op sociale media volgen. Toch blijft de suggestie rondzweven dat sociale media een rol kunnen spelen. Meerdere sprekers blijken wat hardhorend.
De universiteit wil zich kennelijk niet verbinden aan een sessie die als Europese propaganda kan worden uitgelegd. De sessie mag niet gaan over het laten toenemen van de interesse in de EU of het verkrijgen van een positiever beeld van de EU. Het democratische doel dat burgers moeten voelen dat ze invloed hebben, klinkt veel beter en correcter. Al is dat in feite juist ook een verkapt PR-verhaal.
De sessie gaat in de praktijk immers helemaal niet over invloed op de EU. Behalve Matthijs Pontier spreekt niemand over invloed uitoefenen, maar over redenen waarom jongeren oog voor de EU moeten hebben of hoe de EU aantrekkelijker kan worden gemaakt. Hoe dat komt, ligt voor de hand: burgerinvloed is zo beperkt dat dit thema onbespreekbaar is als de sfeer goed moet blijven.
“Als je PVV’er bent en je wilt minder immigratie van binnen en buiten Europa, is er dan een kans dat je je zin krijgt?” vraag ik. Die vraag blijkt ongewenst. De reden ligt voor de hand: PVV’ers gaan die vermindering van de immigratie niet krijgen en iedereen met enige Europese kennis weet dat. Dan valt niet vol te houden dat jongeren geleerd moet worden dat ze wel invloed hebben.