In een tijd van een zich terugtrekkende overheid die een groeiend beroep doet op de samenleving om haar taken over te nemen, komt de scheiding van Kerk en staat, een van de grondvesten waarop onze moderne democratie gebouwd is, steeds verder onder druk te staan. Door het stimuleren van de ontwikkeling van de participatiesamenleving zijn religieuze instituties en organisaties enkele van de aangewezen partijen die overheidstaken over kunnen nemen. Dit is om twee redenen een probleem. Ten eerste zal het principe van scheiding van Kerk en Staat hierdoor verder onder druk komen te staan. Ten tweede zal het de invloed van religieuze instituties en organisaties over de samenleving weer doen toenemen. Beiden zouden we in ons land niet moeten willen.
Vanwege het feit dat de overheid kleiner wordt, zich terug trekt en de participatiesamenleving oprukt, gaan instituties en organisaties in de samenleving een steeds grotere rol spelen. Decennialang is de invloed van deze instellingen teruggedrongen, om nu weer terug te keren. Vroeger, voor de oprichting van de verzorgingsstaat, waren veel huidige overheidstaken voorbehouden aan de kerken en andere religieuze instellingen. Met de invloed van de kerken over deze individuen en hun families tot gevolg.
De verzorgingsstaat nam na de oorlog deze taken over, wat mede de basis vormde voor de secularisering, democratisering individualisering van de jaren ’60 en de periode daarna. De overheid probeerde immers, in tegenstelling tot de religieuze instituties, diegene die van haar afhankelijk waren niet in sterke mate een bepaalde levenswijze op te leggen. Zij bood hen hierin een groeiende mate van vrijheid. Dit feit heeft sterk bijgedragen aan de ontwikkeling van onze huidige open vrije, geseculariseerde en geïndividualiseerde samenleving. Een teruggang in dit opzicht waarbij de overheid weer taken overdraagt aan religieuze instituties en organisaties houdt ook de dreiging in dat de laatste weer groeiende invloed over individuen zullen krijgen, met grote gevolgen voor onze samenleving.
Op dit moment doet de overheid een groeiend beroep op religieuze instituties en organisaties om aken van haar over te nemen. Onder meer op het terrein van maatschappelijk werk, jeugdwerk en zelfs (ondersteuning van) onderwijs, maar ook op het terrein van veiligheid en leefbaarheid in wijken. De overheid trekt zich hierbij uit bepaalde wijken terug en draagt aan organisaties uit deze wijken, waaronder religieuze, haar stokje over, waarbij zij subsidies beschikbaar stelt aan religieuze instellingen om deze activiteiten te kunnen financieren. Hierbij financiert de overheid dus direct initiatieven van religieuze instituties en organisaties op onder meer maatschappelijk terrein.
Een dergelijke ontwikkeling knaagt aan de scheiding van Kerk en Staat in Nederland. Deze is weliswaar nooit vastgelegd in de Nederlandse grondwet, en met onder meer de financiering van levensbeschouwelijk onderwijs in ons land ook nooit volledig geweest, maar wel een van de principes waar onze moderne democratie op gebouwd is. Een seculiere samenleving waarin Kerk en Staat strikt van elkaar gescheiden zijn, en waar de overheid en religieuze instituties zich niet alleen niet met elkaar bemoeien maar elkaar ook niet financieren, is een nastrevenswaardig ideaal. Het draagt namelijk bij aan de ontwikkeling van een samenleving waar de overheid zich op neutrale wijze verhoudt tot religie, zoals het zich ook neutraal verhoudt tot andere levensbeschouwelijke stromingen, filosofieën, culturen en politieke ideologieën.
Naast de scheiding van Kerk en Staat die onder druk komt te staan dreigt ook de invloed van religieuze instituties en organisaties over individuen en bevolkingsgroepen in wijken waar de rol van deze religieuze instellingen toeneemt te groeien dankzij de de participatiesamenleving. Net zoals een groeiende rol van de overheid in het verleden ertoe leidde dat de overheid taken overnam van religieuze instellingen, met een afnemende invloed van de laatste op de samenleving tot gevolg, kan een zich terugtrekkende overheid die taken overdraagt aan religieuze instituties en organisaties een samenleving tot gevolg hebben waarin de rol van religieuze instituties en organisaties over burgers op maatschappelijk en sociaal terrein weer toeneemt. Religieuze instellingen gaan immers een groeiende rol spelen, een rol die zich niet puur en alleen tot religie beperkt maar ook uitgebreide activiteiten op maatschappelijk vlak inhoudt, met evenredig toenemende invloed als bijkomend effect.
Dit kan onder meer leiden tot een samenleving waarin het individu het aflegt tegenover het collectief, sociale druk een gemeenschap bijeenhoudt en religie niet langer een zaak van het individu is maar een zaak van een gemeenschap, wijk of samenleving wordt, zoals dit in het verleden, voor de jaren ’60, reeds in grote delen van ons land het geval was. Een afname van de invloed van religieuze instellingen leidde toen onder meer tot secularisering, democratisering en individualisering. Een groeiende rol van religieuze instituties en organisaties houdt daarom zeer sterk het risico van een afnemende secularisering, democratisering en individualisering in.
Het ligt voor de hand dat een dergelijke ontwikkeling niet wenselijk is. Om deze redenen zouden we zowel het principe van de scheiding van Kerk en Staat in ons land moeten verdedigen, als wel ernaar streven de invloed van religieuze instellingen en organisaties buiten het religieuze domein zo beperkt mogelijk te houden. Van het verleden leren we waarom dit ook vandaag de dag nog steeds wenselijk is.
Een volledige scheiding van Kerk en Staat is waarschijnlijk onhaalbaar, net zoals een samenleving waarin religieuze instituties en organisaties geen enkele rol spelen binnen het maatschappelijke en sociale domein (op het terrein van het tegengaan van radicalisering en het daarmee leveren van een bijdrage aan de veiligheid en openbare orde kunnen religieuze instituties en organisaties wel degelijk bij uitzondering een nuttige rol spelen voor onze samenleving). Maar dat alles neemt niet weg dat een samenleving waarin Kerk en Staat zo strikt mogelijk gescheiden zijn als wel de invloed van religieuze instituties en organisaties zich beperkt tot het religieuze domein wenselijk is. Laten we dan ook in de tijd van de participatiesamenleving, een tijd waarin de overheid zich terugtrekt en een groeiend beroep doet op de maatschappij, ervoor waken dat deze principes, en daarmee het ideaal van een seculiere overheid en samenleving, aangetast worden.