Het was te verwachten, gezien de teneur de afgelopen weken op sociale media. Een ruime meerderheid van de van de mensen die woensdag kwamen opdagen heeft tegen het associatieverdrag met Oekraïne gestemd, oftewel nog geen 20 procent van de kiesgerechtigden. De andere 80 procent was voor, of was tegen referenda, of wist niet wat te stemmen of was te druk met in hun ogen belangrijker zaken, of had geen zin om door de regen te fietsen.
Vanwege die 20 procent van één van de 28 lidstaten moeten nu de onderhandelingen worden herstart en de tekst aangepast zodat aan deze ‘democratische uitkomst’ recht wordt gedaan. Als je het aantal nee-stemmers uitsmeert over de totale bevolking in de EU is het idee dat hiervoor het verdrag opengebroken moet worden en er substantiële zaken in aangepast, en dat met een beroep op de democratie, nogal absurd.
De regeringspartijen zien zich nochtans genoodzaakt met de negatieve uitslag aan de slag te gaan. Dat is ook wel logisch, want anders krijgen ze nog meer dan nu al het verwijt de wensen van de bevolking te negeren. Dit is slechts een van de problemen met dit referendum en het beroep op de democratie van de voorstanders.
Een ander, meer in het oog springend probleem is dat onduidelijk is waarom mensen tegen stemden. Enkele van de initiatiefnemers waren zo eerlijk om in een interview in de NRC te vertellen wat hun motivatie was voor het organiseren van dit referendum, namelijk de EU kapotmaken of tenminste Nederland eruit krijgen. Velen grepen dit referendum aan om hun onvrede over de EU te ventileren, zoals Theodor Holman in het Parool bekende. Hij is nog steeds kwaad over hoe weinig het vorige referendum in 2005 uiteindelijk had uitgemaakt, en wil nu tenminste ‘gehoord worden’.
Zijn stem en de vele tegenstemmen zullen nu wel gehoord worden, maar hoe? Het meest logisch is dat men zal proberen iets in het Oekraïne-verdrag aan te passen, maar als het Holman en veel andere initiatiefnemers daar helemaal niet om gaat, wat winnen ze daar dan bij? Duidelijk is wel wie daarbij verliezen: Rutte en de regering zullen nu moeten gaan vragen om aanpassingen en daarbij Nederlands krediet verspelen.
Daarnaast is dit een morele steun voor de voorstanders van een Brexit. Daar zullen sommige EU-sceptici wellicht blij mee zijn, maar ik vraag me af wie de gevolgen daarvan kan overzien. De vooral jonge Oekraïners die verandering willen en toenadering tot de EU zoeken, voelen zich in de kou gezet en het pro-Russische kamp voelt zich enorm gesterkt. De kans dat daardoor de spanningen in Oekraïne (waar driekwart van de bevolking achter het verdrag en toenadering tot de EU staat) toenemen is reëel.
Tegenstanders van het associatieverdrag geven niet Poetin maar het verdrag de schuld van de spanningen en zelfs van de annexatie van de Krim door Rusland. In de brochure van het gezamenlijke referendum-initiatief GeenPeil staat bovendien expliciet dat Oekraïne tot de Russische invloedssfeer behoort. Iets waar een grote meerderheid in de Oekraïne anders over denkt.
Volgens de EU moet Oekraïne vrij zijn om zelf zijn koers te varen en akkoorden te sluiten met wie dat wil, en dat lijkt mij ook het enige legitieme standpunt. Wanneer een land graag bij ons wil horen en heeft laten zien daarvoor veel over te hebben, moeten we dat ondersteunen. In de woorden van Sheila Sitalsing, woensdag in de Volkskrant: “Ze verkiezen de waarden van Europa boven die van Rusland; ‘onze manier van leven’, waar je de laatste tijd zoveel over hoort, oefent een onweerstaanbare aantrekkingskracht uit. Dat is een groot compliment, aan ons.”
Wij lijken echter te cynisch geworden om dit compliment en deze wil om bij ons aan te sluiten naar waarde te schatten. Politici doen zoveel beloftes die niet worden waargemaakt, zo zeiden verschillende nee-stemmers die in de Volkskrant werden geïnterviewd. En we willen er geen zooitje ongeregeld bij waar in het parlement wordt gevochten en de president miljoenen heeft weggesluisd naar een geheime bankrekening. Dat veel mensen daar deze praktijken juist willen aanpakken met behulp van zo’n verdrag en dus druk van de EU, daar gelooft men niet meer in.
Mij viel in discussies de afgelopen week op hoe weinig vertrouwen mensen nog hebben in goede bedoelingen, hoe weinig hoop op verandering en hoe bang men is zich weer met een of ander ver weg gelegen en niet erg verlicht land in te laten, en zich daardoor weer allerlei problemen op de hals te halen. Het is een cynisme dat al jaren dominant is, het cynisme dat de elite vooral profiteert en zaken voorkookt en het gewone volk mag braaf één keer in de vier jaar stemmen en moet zich verder koest houden. Het is een stem tegen de gevestigde politieke elite, ‘een beetje een proteststem’ zoals een nee-stemmer het verwoordde.
Het is een naar binnen gekeerde houding, die je ook ziet tegenover de vluchtelingen. We zijn bang te verliezen, en bang dat anderen ons vooral dingen willen afpakken. Ik word zelf soms best triest van die houding, boos ook, maar anderzijds is het wel te begrijpen dat, wanneer mensen met ongekende bezuinigingen en gemorrel aan decennialange zekerheden te maken hebben, er minder ruimte is voor mededogen en voor een open en positieve grondhouding.
In plaats van moeizame onderhandelingen over enkele aanpassingen in een verdrag waarvan het grootste gedeelte toch niet meer tegen is te houden zou de regering er beter aan doen de oorzaken van het cynisme te onderzoeken en daar eventueel het beleid op aan te passen. Hoe meer mensen bij de voedselbank lopen, hoe minder bereidheid vluchtelingen op te vangen. Hoe meer gefortuneerden hun geld veilig stellen via brievenbusconstructies op de Maagdeneilanden, hoe minder vertrouwen in wéér een handelsovereenkomst met een corrupt land.
Alleen wanneer het de politiek lukt, met ons samen, deze cynische houding om te buigen en wanneer we weer het gevoel hebben dat we het samen best aardig rooien in ons land kan de open houding die Nederland zo lang kenmerkte en die ook zo in ons wordt gewaardeerd weer de overhand krijgen.