De vluchtelingencrisis laat zien dat de EU de grootste moeite heeft haar buitengrenzen te controleren. De EU laat nu de NAVO met niet-Europese leden de Griekse zeegrens monitoren, terwijl de EU afhankelijk is van een assertief Turkije voor de uitvoering van het vluchtelingenakkoord. De EU zou zelf haar buitengrenzen moeten beschermen tegen infiltratie door terroristen en tegelijkertijd de vluchtelingenstroom beheersen. Middels artikel 42.7 in het Verdrag van Lissabon kunnen EU-landen op veiligheids- en defensiegebied samenwerken zonder dat instemming nodig is van elk EU-land, zoals dat nu het geval is en op het juiste moment actie ondernemen.
Dagelijks overspoelen vluchtelingen de Zuid-Europese kust. Op zoek naar een beter leven nemen ze terroristen in hun kielzog mee die bij de aanslagen in Parijs en Brussel al misbruik hebben gemaakt van het lekke EU-beleid. In reactie heeft de EU de uitwisselingsdeal met Turkije tot stand gebracht. Of de deal in de praktijk zal werken is twijfelachtig. De EU is immers de vragende partij en de precieze uitvoering is onduidelijk. De route via het in chaos verkerende Libië over de Middellandse Zee naar Italië is de andere Achilleshiel van de EU. Een vergelijkbare EU-deal met de niet meer bestaande Libische staat is uitgesloten, terwijl ISIS-filialen zich daar stevig gevestigd hebben. Europa zal haar grenzen op een andere manier moeten bewaken en zal dat zelf moeten doen.
Die mogelijkheid bestaat allang maar het animo ontbrak, tot afgelopen november.
Na de aanslagen in Parijs riep President Hollande de EU in zijn speech op tot gezamenlijke militaire actie tegen terreur en effectievere controles aan de buitengrenzen van Europa. Hij verwees daarbij naar artikel 42.7 in het Verdrag van Lissabon.Na de unanieme instemming in de Europese Raad op 16 november 2015, kunnen EU-leden alle nodige middelen inzetten op basis van bilaterale samenwerking.*
Dit artikel is de opvolger van de in 2011 opgeheven Western European Union (WEU), een Europees defensief bondgenootschap. Vooral Griekenland wilde een tweede optie voor zelfverdediging vanwege het NAVO-lidmaatschap van haar aartsvijand Turkije. Via dit artikel kunnen EU-leden na een aanval op een EU-lid alle nodige middelen inzetten op basis van bilaterale samenwerking. De inzet van zowel militaire als civiele middelen zijn hiermee ingekaderd binnen EU-verband.
Het gaat hier niet om een Europees Leger onder leiding van een Brusselse superstaat. Dat zou onwenselijk zijn. Toen Griekenland aangaf de toestroom van bootvluchtelingen niet aan te kunnen en de EU om hulp vroeg, reageerden de EU-lidstaten niet of nauwelijks en vielen elkaar af. Bij de huidige manier van werken moeten, op een enkel thema na, in de EU Common Security and Defense Policy (CSDP) 27 EU-landen, behalve Denemarken vanwege de opt-out, instemmen. Na de inwerkingstelling op 16 november 2015 van artikel 42.7 kunnen EU landen sneller een coalitie vormen die tot doel heeft IS terreuraanslagen te bestrijden. Hierbij is geen unanimiteit meer vereist en kan de EU Coalition of the Willing zowel civiele als militaire middelen inzetten. Om dit een succes te maken, is het belangrijk dat een groter of een ervaren EU-land het initiatief neemt en als framework nation optreedt waarbij kleinere landen zich kunnen aansluiten.
De wijze waarop ISIS de EU infiltreert onder dekking van vluchtelingen vraagt om een geïntegreerde missie met civiele capaciteiten en een relatief kleiner militair aandeel: recherche en inlichtingen evenals douanepersoneel, kustwacht en civiel opererende militaire politie zijn bij uitstek civiele middelen die nodig zijn bij terreurbestrijding. Militaire capaciteiten vormen evenwel een noodzakelijk onderdeel: lokale militaire training, special forces en de sensoren en wapensystemen van de luchtmacht en marine.
Zo mooi als het plan van Hollande klonk, zo geruisloos verdween het idee. Een enkele uitzondering daargelaten, hebben EU-landen fors bezuinigd op hun krijgsmachten, politie- en inlichtingendiensten en daardoor weinig in te brengen voor gezamenlijke politionele en militaire actie.
Ieder nadeel heeft zijn voordeel want Europese landen zijn hierdoor noodzakelijke bilaterale samenwerkingsverbanden aangegaan. Nederland loopt daarin voorop. Zo staan Nederlandse en Duitse eenheden sinds kort onder elkaars nationale commando. Ook werkt Nederland intensief samen met Groot-Brittannië en België via het Korps Mariniers en de Koninklijke Marine. Daarnaast bestaan velerlei Europese samenwerkingsverbanden, die soms geen onderdeel van de EU zijn zoals: de European Gendarmerie Force en het Eurocorps en soms zijn deze wel onderdeel van de EU zoals: Europol, Frontex en de EU Naval Force. Kortom: de structuren voor Europese civiele en militaire ad hoc coalities bestaan al. Het ontbreekt alleen aan politieke wil.
Een belangrijke tegenwerpende vraag zou kunnen zijn: waarom intensiveren we NAVO-samenwerking niet? Het antwoord is simpel: Europa zou niet afhankelijk moeten zijn van niet-Europese landen bij de bescherming van de buitengrenzen en het is primair onze eigen verantwoordelijkheid. Ook zijn de huidige problemen aan de zuidgrens vooral civiel van aard en is de NAVO een militair bondgenootschap.
Zo komt de NAVO-marinemissie tegen mensensmokkelaars die in februari van start is gegaan pas na lang onderhandelen en monitort zij alleen. Terwijl de EU Naval Force een civiel-militair model heeft klaarliggen op basis van de anti-piraterij missie in Somalië. We hadden zelf eerder kunnen ingrijpen aan de EU-buitengrens. Eveneens kunnen de neutrale EU-leden zonder NAVO-lidmaatschap Oostenrijk, Zweden en Finland een actieve rol spelen en hebben een direct belang bij deelname.
In het verleden heeft de consensus structuur van de CSDP voorkomen dat de EU eenheden inzet op het moment dat het ertoe doet. De noodsituatie van afgelopen jaar vraagt om andere oplossingen. Het vraagt om politieke herziening, zodat bestaande EU- structuren effectief ingezet worden, op basis van de bilaterale bepaling in het Verdrag van Lissabon.
*In een vorige versie van het artikel stond niet vermeld dat voor de inwerkingtreding van artikel 42.7 een unanieme stemming in de EU Raad vooraf is gegaan.