Wat hebben Walmart, BMW en Maersk met elkaar gemeen, behalve dat ze tot ‘s werelds grootste bedrijven behoren? Het zijn ook allemaal familiebedrijven. Een aanzienlijk deel van de aandelen is in bezit van, respectievelijk, de families Walton, Quandt en Moller.
Normaliter verwacht men bij een familiebedrijf een kleine organisatie – ongeacht hun aandeelhouders, vertegenwoordiging in de directie of het senior management – en geen multinationals. En als ze groeien blijft het merendeel geen familiebedrijf meer.
Globaal gezien blijft minder dan 30% van de familiebedrijven na de derde generatie nog in handen van de familie. Als we kijken naar de S&P 500, zien we dat minder dan één derde van dergelijke firma’s momenteel nog worden geleid door de familie die ze heeft opgericht.
Wereldwijd heeft de overgrote meerderheid van de familiebedrijven geen beursnotering. En als die wel een notering hebben, dan zijn het bijna allemaal kleine en middelgrote ondernemingen.
Voor beleggers die in familiebedrijven geïnteresseerd zijn, vormt het een dubbele uitdaging. Ten eerste zijn niet alle familiebedrijven gelijk en er bestaat geen geïndexeerde lijst van. Ten tweede, is de dekking door de analisten van het bredere ‘small & midcap’-segment, in het gunstigste geval, gefragmenteerd. Het is daarom moeilijk een algemeen beeld te geven van de prestaties van familiebedrijven.
Toch zijn er overtuigende redenen waarom het de moeite loont om te kijken naar de mogelijkheden die worden geboden door genoteerde familiebedrijven.
Ze profiteren over het algemeen van een bijzonder scherp inzicht in de markt, een buitengewoon sterk streven naar succes en een bijzonder stabiele langetermijnvisie.
Het blijkt ook steeds meer dat familiebedrijven een gedisciplineerdere benadering hebben voor de aanwending van het kapitaal, alsmede strengere corporate governance-standaarden en dat ze, uiteindelijk, hogere en stabielere winsten genereren. Al deze factoren pleiten voor de zogenoemde “familiebedrijfpremie”.
En, zoals eerder vermeld, zijn de meeste genoteerde familiebedrijven kleine en middelgrote ondernemingen. Dit is een concurrentievoordeel, want in het verleden is aangetoond dat ‘small & mid-cap’-aandelen over de lange termijn stelselmatig beter presteren dan ‘large caps’.
Er bestaat momenteel een consensus bij de analisten dat de winst per aandeel (WPA) van de large caps licht zal dalen in 2016. Tijdens dezelfde periode, zullen de ‘small & mid-caps’ naar verwachting een tweecijferige groei optekenen, zodat een premie voor kwaliteitsaandelen gerechtvaardigd is, vooral als deze premie historisch laag is.
Met name de Europese kleine en middelgrote familiebedrijven zijn momenteel zeer aantrekkelijk. Dit is deels te danken aan het feit dat hun geografische blootstelling eerder lokaal is dan internationaal, waarbij ze relatief sterker staan blootgesteld aan de relatief stabiele Europese markt dan aan de meer volatiele opkomende markten, die jaren gebukt zijn gegaan onder inzinkende grondstofprijzen en dalende kapitaalinstromen.
Dat betekent niet dat de Europese kleine en middelgrote familiebedrijven een goede keus zijn voor daytraders die nog even een snelle winst willen maken voor het sluiten van de beurs. Aangezien de aantrekkingskracht van deze bedrijven schuilt in hun onderliggende kwaliteit, moeten ze eerder gezien worden als potentiële ‘buy-and-hold’ investeringskansen. Een dergelijk langetermijnperspectief past alleen bij familiebedrijven. Per slot van rekening zijn deze bedrijven minder gefocust op dit kwartaal, maar eerder op de komende kwart eeuw, als de volgende generatie klaar staat om het roer over te nemen.
De uitspraken en opvattingen in dit document zijn afkomstig van de auteur op de datum van publicatie van dit artikel en kunnen onderhevig zijn aan wijzigingen. Verder is dit artikel van algemene aard en kan niet worden beschouwd als een juridisch, boekhoudkundig, fiscaal of beleggingsadvies.