Opinie

Niet-progressieve wetenschappers hebben te maken met een glazen plafond

15-10-2017 15:30

Jozef Früchtl werkt aan de UvA in de Capaciteitsgroep Critical Cultural Theory. Critical Theory is Frankfurter Schule, is cultuurmarxisme, maar dat terzijde. Früchtl verzet zich tegen de benoeming van Pieter Duisenberg als voorzitter van de VSNU. Nu zou u denken dat zowel Früchtl als ikzelf in verzet zijn tegen de politisering van de universiteiten, zij het vanuit verschillende invalshoeken.

Consensusdiscours

Tijdens mijn loopbaan kwam ik echter tot de tegenovergestelde overtuiging: Het is beter om een expliciete en diverse politisering van universiteiten te hebben, dan een impliciete en eenzijdige politisering. Anders dan Früchtl ben ik dus voor de politisering van universiteiten: die politisering moet wel evenwichtig zijn. Want vandaag zegt het linksliberale consensusdiscours: “Wij zijn tegen politisering!” – ondertussen heeft het alle sleutelposities in handen. Dit is geraffineerd cultuurmarxisme dat via een ‘lange mars door de instituties’ de universiteiten beheerst.

We moeten die diversiteit qua maatschappelijke en politieke standpunten dus expliciet vastleggen, om te voorkomen dat alles raakt opgezogen in een linksliberale monocultuur die tegengestelde uitgangspunten uitsluit. Ontkenners zullen direct wijzen op hoe Machteld Zee promoveerden op islamkritiek, maar opportunistisch verzwijgen ze dan hoe de academische wereld haar tegenwerkt.

Eenzijdig

Dit doorbreken moet via een ingrijpen van hogerhand, want het zelfreinigend vermogen van de academische wereld moet worden versterkt. Academische geestverwanten en nieuwsbrief abonnees sturen mij continu linkjes naar prikkelende artikelen en YouTube video’s over controversiële materie. Steeds als ik doorvraag naar hoe zij hiermee omgaan, is het antwoord dat deze gespreksonderwerpen zorgvuldig worden vermeden op de faculteit, tijdens college en in de docentenkamer. Geen academicus verdient meer wantrouwen dan de academicus die stelt dat de academische wereld niet gepolitiseerd is: dit zijn namelijk bezitters van het ideologisch monopolie. Klaarblijkelijk is de academische wereld voldoende gepolitiseerd om te weten welke onderwerpen moeten worden gemeden.

In deze situatie is betaald onderzoek steeds meer een privilege voor politiek-correcte mensen die bereid zijn een politiek-correcte mening als bedrijfsuniform te dragen. En dit terwijl de wetenschapsfilosofie van o.a. Thomas Kuhn verduidelijkt dat wetenschappers net als iedere andere soort mensen onderhevig zijn aan modegrillen, idolatrie, peer pressure en sociale uitsluiting. Wie dit niet gelooft moet kijken naar de casus Diederik Stapel en naar wat er speelde rond de tirannieke pedagogiekprofessor Marinus van IJzendoorn.

Climate Gate en Sokal Hoax

Climate Gate is een heel eigen voorbeeld; denk ook aan de Sokal Hoax, die aantoonbaar maakte hoe pure nonsens door postmoderne academici als solide wetenschap werd gepresenteerd; denk aan Pieter van der Horst, wiens afscheidsrede werd gecensureerd omdat hij wilde spreken over antisemitisme in de Arabische wereld. Recentelijk zijn de Sokal Hoax experimenten met succes herhaald door de Vlaamse scepticus Maarten Boudry: hierom werd hij als sensatiezoeker en poseur neergezet om zo de inhoud te vermijden. Sinds Alan Sokal is er niets verbeterd.

Michael Isaacson, een professor aan John Jay College schreef op 23 augustus de volgende tweet: “Some of ya’ll might think it sucks being an anti-fascist teaching at John Jay College but I think it’s a privilege to teach future dead cops.”

Hierover zegt de Amerikaanse National Review het volgende: “His tweets reflect what far too many professors on campuses nationwide think but are afraid to say outside the confines of their classroom. Since the 1960s, universities have been increasingly taken over by the far Left, whose members have cloned themselves by imposing tacit political tests for recruitment, promotion, and tenure.”

Hetzelfde artikel eindigt met de volgende conclusie:

“Most students would never take those courses were they not part of a coercive requirement. If students are left to make their own choices, the worst of the propaganda sessions would die for lack of enrolment.”

Cursussen in plaats van universitaire studies

Dit zet aan tot de volgende overweging: er is steeds minder duidelijk een baan te halen uit een studie als neem nu geschiedenis of antropologie. Niettemin blijven het interessante, nuttige en leerzame onderwerpen: er zal interesse blijven in onderwijs over deze thema’s. Onderwijzers in de toekomst kunnen zich beter richten op het geven van cursussen over neem nu, kunstgeschiedenis van de Renaissance tot aan de Barok. Zo’n cursus kan dan op een specifiek dagdeel of in de avonduren worden gedoceerd en past veel beter in de geflexibiliseerde economie, dan dat iemand zich meteen moet committeren aan een studie van vier jaar. Waarbinnen veel vakken dan ook nog bestaan uit progressieve propaganda geput uit nichegebieden die in leven worden gehouden om de banen van specifieke academici te garanderen.

Academische censuur gaat verder dan zelfcensuur. Alleen al in de VS is het aantal mensen dat werd verboden te spreken op universiteiten nog nooit zo hoog geweest. Dat de eenzijdigheid ook in Nederland extreem is, is wel gebleken. Neem nu het artikel van Arianne Mantel en Silvan Schoonhoven ‘Zelfcensuur op academie’ (Telegraaf, 5/9/2016): het stuk is één lange aaneenschakeling van diversity officers en diversiteitscommissies aan universiteiten die “het denken moeten dekoloniseren”, tot aan de ervaring van dr. Thierry Baudet, die eerst een lezingenserie aan de UvA zou geven en daar vervolgens nooit meer wat van hoorde. Het werpt licht op zijn plotse transformatie van academicus tot politicus.

Broeinesten van monocultuur

Zie tevens het lot van David Suurland: hij werd warm gemaakt voor een baantje op de universiteit na zijn promotie. Echter zijn proefschrift ging over islamradicalisme en bleek daarvoor te controversieel. Of neem Ad Verbrugge, die een uitmuntend boek schreef maar niettemin niet tot professor werd bevorderd: bij Café Weltschmerz zei hij dat zijn bevordering tot professor spaak liep toen zijn boek Tijd van onbehagen (2004) niet strookte met het progressieve imago van zijn universiteit. Ook de geschiedenisdocent Tim Bosman kaartte aan dat de onderwijsmethodes wel degelijk politiek (links) gekleurd zijn. Terwijl je uiteindelijk wil dat studenten de onderwerpen van alle kanten kunnen bekijken. Buiten de universiteit zijn er namelijk ook feiten en meningen die hard, confronterend of onwelgevallig kunnen zijn.

Universiteiten en hogescholen zijn broeinesten van GroenLinks- en D66-denken, maar Nederland kent ook grote lappen VVD, PVV en CDA: deze bevolkingssegmenten zien hun belastinggeld dus niet terugkomen in onderwijsresultaat. Men kan zich verschuilen achter het argument dat de levensbeschouwelijke kleur van onderwijs niet uitmaakt voor onderzoeksresultaten; dat is natuurlijk een drogrede want deze ‘peers’ bepalen zelf wat de maatstaven van kwaliteit zijn. Zie hierover ook ook de documentatie van Christopher Ingraham die aantoont dat de eenzijdigheid wel degelijk schadelijk is voor de onderzoeksresultaten.

We kennen voorbeelden van succesvolle docenten die van links tot rechts zijn ‘bekeerd’, maar andersom nauwelijks. Want een rechtse wetenschapper komt überhaupt niet aan een volwaardige academische docentenbaan. Dan leest men een publicatie in een studenten- of faculteitsblad waar diens opvattingen in doorschijnen en ondanks de eventuele merites van het schrijfwerk wordt de auteur dan niet binnen de muren gehouden voor een doorontwikkeltraject of academische loopbaan.

Studium Generale

Als deel van zijn onderwijscampagne was Duisenberg op 19 april te gast bij Studium Generale voor een discussie met rector Carel Stolker van de Universiteit Leiden. De aanleiding was de door de Tweede Kamer aangenomen motie over onderzoek naar zelfcensuur in de wetenschap c.q. academische wereld. De KNAW moet onderzoek plegen en rapport uitbrengen.

Buitensluiten van opvattingen

Duisenberg citeerde de GroenLinkser Meindert Fennema. Die zou in het Parool hebben vastgesteld dat van vrije wetenschap geen sprake is en dat er bewust wordt buitengesloten. Ook werd buitenlands onderzoek aangehaald: Jonathan Haidt concludeerde dat er een bias is tegen mensen met andere politieke en morele overtuigingen. De Clinton-aanhangers zijn in zo’n overgrote meerderheid vertegenwoordigd in de Amerikaanse wetenschap dat zij zich in de Trump-stemmer niet meer kunnen verplaatsen: dit verzwakt de kwaliteit van wetenschappelijk onderzoek doordat men een steeds nauwer spectrum van belevingen in beeld brengt. Hiermee betoogde Haidt dat bijvoorbeeld in psychische studies opvattingen worden buitengesloten die buiten de consensus vallen.

Deze voorbeelden genereerden destijds direct bijval vanuit de zaal. Een student bevestigde dat geen onderzoek neutraal is. Een professor sociologie liet studenten bijvoorbeeld schrijven over de vraag: “Wat bracht mensen er toe om op Fortuyn te stemmen?” Door de grondveronderstelling van de vraag wordt Fortuyn als een probleem aangemerkt. De student concludeerde dat hij daar niet wilde studeren en haakte af. Er is vrees dat er wegens dit soort redenen inderdaad een glazen plafond bij wetenschappers bestaat. Hierover bestaat een veelzeggend citaat van Rutger Clijnk, opgenomen in de kronieken over zijn studietijd, genaamd ‘Geboorte van een liberaal-humanistische guerrillastrijder’:

“Ik wist dat ik met klassikale debatten weinig kon bereiken. Je heb zo’n beetje de hele klas, inclusief de leraar tegen je. Dit maakt het simpelweg onmogelijk om een rationeel debat te voeren met mensen die jouw standpunten bij voorbaat al als immoreel bestempelen.”

‘Harde’ wetenschappen niet uitgezonderd

Er kwamen veel ervaringsvoorbeelden vanuit het publiek die onderstreepten dat politiek-morele opvattingen ook juist in de ‘harde’ danwel ‘exacte’ wetenschappen meespelen. Een PVV’er vertelde dat ook in de bètawetenschap de gunfactor meespeelt bij het wel of niet krijgen van een aanstelling of beurs. “Als collega’s in de docentenkamer de PVV weer eens bashen dan houd je daar je mond wel over – je hebt direct een kruisje achter je naam en dan loopt je promotietraject gevaar.” Een andere dame onderstreepte dat er geen wetenschapsveld is af te bakenen dat buiten dit politiek-morele speelveld valt. Stel je subsidieert de ontwikkeling van een nieuw medicijn. Dan speelt mee hoe effectief dat medicijn is per ras, geslacht en leeftijdsgroep – ook deze keuzes hebben politiek-morele veronderstellingen.

Toen Jan van de Beek het woord nam werd het helemaal spannend. Hij studeerde wiskunde én antropologie: hij promoveerde op de economische effecten van migratie. Eens liet hij zich tegenover zijn promotor ontvallen dat een ruimhartig migratiebeleid niet samengaat met een verzorgingsstaat. Die promotor noemde hem daarop een “harde man” en besloot de promotie sindsdien te saboteren. Correspondentie werd niet beantwoord en stukken bleven ongelezen. Van de Beek zocht zelf maar een andere promotor. Hij ervoer “haat en eenzijdig uitsluiten” – ook noemde hij de beurzen. “Veel lovende woorden, nul geld. Laaiend enthousiaste referenten, maar overal gatekeepers die deze boodschap niet willen doorsluizen.”

Institutionele kwestie teruggelegd bij individu

Geconfronteerd met dit alles reikt ook Jonathan Haidt geen oplossing aan, maar zegt: wees je bewust van je bias, take it to heart. Hiermee wordt een kwestie die in feite een institutionele kwestie is – wie verdeelt de subsidies, beurzen en aanstellingen, welke patronen en systemen zijn hier werkzaam? – tot een individuele kwestie: als iedereen maar zelfbewust is en zijn hart openstelt voor de ander, komt het goed.

Zal “take it to heart” er bijvoorbeeld toe leiden dat een stafsectie van klimaatalarmisten plots een klimaatscepticus aanstelt? Natuurlijk niet. Birds of a feather, flock together – dit is bij de verdeling van universitaire posities niet anders. De gespreksleider bij Studium Generale staafde dit nota bene met een sociologisch onderzoek. Daaruit bleek dat wanneer wetenschappers moeten kiezen uit twee gelijkgekwalificeerde kandidaten, één derde er voor uitkomt dan liever iemand aan te nemen die zijn of haar politieke opvattingen deelt. Daarnaast polste hij twintig sprekers over de kwestie: alle twintig bevestigden het beeld van de wetenschap als een “links bastion”. Wetenschappers met een politieke overtuiging halen gelijkgestemden binnen: de politieke ideologie consolideert zich en dan wordt wetenschap een verlengstuk van activisme.

Wat nemen we er van mee?

De belangrijkste opbrengst van het Studium Generale was dat er openlijk werd uitgesproken dat de mogelijkheid van een glazen plafond voor wetenschappers bestaat. Wetenschappers worden er uitgewerkt met argumenten die juridisch niet te herleiden zijn tot de ideologische grondslag van hun doodlopende loopbaan. Daarom is de juridische kant van het verhaal ook volstrekt irrelevant: dat is allemaal theorie over hoe wetenschappers in theorie onafhankelijk en vrij denken, terwijl zij in de praktijk slechts vrijheid van toegestane meningsuiting hebben. Een deel van de oplossing is dat er soeverein-realistisch onderwijs en wetenschap moeten komen, door particulieren gefinancierd.

Beleidsaanbevelingen

– Het is evident dat niet-progressieve wetenschappers te maken hebben met een glazen plafond. Kijkend naar Ruud Koopmans, zien we hoe hij politiek-incorrecte feiten aan het licht bracht omtrent de zeer conservatieve opvattingen van moslims in Europa. Daarop maakten studenten en het bestuur zijn leven zuur. Vervolgens was te constateren dat het accent binnen de publicaties werd verlegd. Hier ligt een probleem bij de systemen die de (reeds ideologisch geconditioneerde) studenten veel invloed geven.

– De beste oplossing vereist een ander denkraam. Niet meer ‘vrijheid van meningsuiting’: die vrijheid is pure theorie en leidt tot het terugleggen van een institutioneel probleem bij individuen. Beter hervormen we academisch onderwijs vanuit het denkraam: recht op deelname aan maatschappelijke communicatie. Dit nieuwe denkraam biedt namelijk mogelijkheden om de heersende mythes te benoemen en te ontkrachten. Met name de mythe dat universiteiten ‘open debatplatformen’ zouden zijn. Wie kijkt naar de geluiden die er in de praktijk komen uitrollen, ziet namelijk dat in negen van de tien gevallen dezelfde progressief-postmoderne consensusbubbel wordt geëchood.

– Het is een even grote als belangrijke stap voorwaarts om al die instituties te verkavelen en te zeggen: “In dit deel klinken de nationalistische geluiden en in dat deel de kosmopolitische, in dit deel de cultuur-realistische en in dat deel de cultuur-relativistische.” Idem dito voor alles wat daar politiek-levensbeschouwelijk tussen zweeft. Als dit niet gebeurt, dan wordt alles opgeslokt in een linksliberale monocultuur. Dan zal de nachtmerrie van Alexis De Tocqueville waarheid worden: de mononlithisering van het maatschappelijk debat. Niemand die de genoemde bubbel niet napraat, kan nog aan het werk komen. De praktijkvoorbeelden en onderzoeken wijzen die richting op.

(Deze tekst is de spreektekst van mijn debat over ‘vrijheid en diversiteit aan opvattingen binnen de academische wereld’, Masterclass publiek debat UvA 13/9/2017)

 
Helaas: deze aanbieding is verlopen, maar probeer deze boeken eens