Het menselijk drama rond de mensensmokkel op de Middellandse Zee weerspiegelt de morele spagaat waarin Europa zich bevindt als het gaat om het recht op asiel. Aan de ene kant vormen de mensenrechten het pronkjuweel van het Europese zelfbeeld, waarin het asielrecht een flonkerende diamant is. Aan de andere kant vormt de instroom van asielzoekers een groot en weerbarstig probleem voor de politici die met de poten in de modder de problemen van alledag moeten oplossen. Het recht op asiel is namelijk een openeinderegeling die in potentie een niet te dragen last vormt voor Europa. Met dit position paper wil ik de botsing in kaart brengen tussen moraal en werkelijkheid, die op een wat hoger abstractieniveau plaatsvindt.
Om het probleem te begrijpen is het wellicht verhelderend om de rol van alle actoren langs te gaan. De mensensmokkelaars zijn wellicht het minst interessant. Legaal naar Europa migreren is onmogelijk voor de meeste niet-westerse mensen en daarom is illegale migratie een goed verdienmodel. De winsten zijn groot en de risico’s worden afgewenteld op de illegale immigranten, waarvan velen in de woestijn omkomen van dorst of jammerlijk verdrinken in zee. Er zijn altijd gewetenloze mensen voor wie geld belangrijker is dan mensenlevens.
Dan de rol van de illegale immigranten zelf. Hun beweegredenen zijn eenvoudig in te voelen. Europa is het villadorp van de wereld en biedt zaken als veiligheid en welvaart die in het thuisland vaak schaars voorhanden zijn. Sommigen van hen zijn vluchteling en sommigen van hen zijn op zoek naar een beter leven. Er is ook een groep die er tussenin zit, namelijk die mensen die vluchteling zijn volgens het VN-vluchtelingenverdrag en dan via een niet-Europees veilig derde land naar Europa komen, want zij transformeren daarbij van vluchteling naar gelukszoeker, al kan geen zinnig mens hen dat kwalijk nemen. Wie eenmaal voet op Europese bodem zet, heeft een grote kans om te mogen blijven, of men nu vluchteling is volgens het VN-vluchtelingenverdrag of niet. Zolang deze toestand zo blijft, zullen mensen blijven proberen om met gevaar voor eigen leven illegaal naar Europa te komen.
Ook het handelen van de hulporganisaties die betrokken zijn bij de mensensmokkel is alleszins invoelbaar. Het heeft er alle schijn van dat de betrokken NGO’s mensensmokkel uitlokken en soms gewoon faciliteren en daarbij illegaal opereren. Maar redenerend vanuit de gedachte dat mensenrechten en asielrecht hoekstenen van ons Europese morele zelfbeeld vormen, is dat toch consistent en begrijpelijk. Zolang men het huidige asielrecht juridisch handhaaft en het een centrale plaats blijft innemen in het Europese zelfbeeld en zolang er mensen zijn die daardoor aangespoord illegaal naar Europa willen migreren, zolang zullen er ook mensen en organisaties zijn die hen daarbij op al dan niet legale wijze willen helpen.
Dan de rol van de EU en haar lidstaten. De Schengenlanden hebben hun binnengrenzen afgeschaft, maar het bewaken van de gemeenschappelijke buitengrenzen komt maar moeizaam van de grond. Dat afschaffen van de binnengrenzen heeft zeer verstrekkende gevolgen. Toen Angela Merkel in 2015 met haar “Wir schaffen das” het Dublinakkoord terzijde schoof – overigens zonder enige publiek overleg met haar Schengenpartners – liet zij niet alleen circa één miljoen mensen toe tot Duitsland, maar indirect ook tot het Schengengebied. Het is daarom opmerkelijk dat premier Victor Orbán van Hongarije door velen moreel veroordeeld werd toen hij tijdens de vluchtelingencrisis een prikkeldraadhek langs de EU-buitengrens uitrolde, terwijl hij daarmee precies deed wat hij moest doen, namelijk de gemeenschappelijke buitengrens bewaken. Die morele veroordeling van Orbán, de actie van Merkel, het is allemaal te begrijpen als men redeneert vanuit dat morele zelfbeeld van Europa, waarin alle echte vluchtelingen een warm welkom geheten moeten worden.
We hebben dus een situatie waarbij illegale immigranten, de mensensmokkelaars, de bij mensensmokkel betrokken NGO’s en een deel van de Europese elite allemaal valide en invoelbare beweegredenen hebben om de illegale immigratie over de Middellandse Zee voort te laten gaan. Die beweegredenen steunen (in)direct op het asielrecht dat is ingebed in het op mensenrechten gebaseerde Europese zelfbeeld.
Tegelijkertijd vormt de asielinstroom voor een aantal Europese landen een in potentie zeer grote belasting. Allereerst zijn er de getalsverhoudingen. De meeste asielzoekers worden opgevangen in een dozijn Europese landen die gezamenlijk een inwonertal hebben van bijna 400 miljoen. Het asielherkomstgebied – ruwweg Afrika, het islamitisch deel van Azië en een deel van voormalig communistisch Europa – telt volgens de VN nu ruim 2 miljard inwoners en aan het eind van deze eeuw bijna 6 miljard. Die verhouding tussen de populaties van asielopvang- en asielherkomstgebied is nu ongeveer één op zes en aan het eind van de eeuw ongeveer één op vijftien. Zelfs al zou men alle Europese landen vanuit Brussel kunnen dwingen tot evenredige asielopvang – wat onwaarschijnlijk is – dan nog zouden de verhoudingen erg scheef liggen.
Verder zijn de verwachtingen voor wat betreft de toekomstige ‘productie’ van asielzoekers somber. Met name in Sub-Sahara Afrika (SSA) is een bevolkingsexplosie aan de gang die zijn weerga niet kent. In veel landen verdubbelt de bevolking op dit moment elke 20, 25 of 30 jaar. De bevolking van het gebied verviervoudigt tot ongeveer vier miljard in 2100 en zal daarmee twee derde uitmaken van de bevolking van het asielherkomstgebied. Als de Nederlandse bevolking net zo hard zou groeien als de VN-prognose voor de bevolking van Niger, dan zou Nederland aan het eind van de eeuw ruim 150 miljoen inwoners tellen. Die extreme bevolkingsgroei in SSA zorgt voor zogenaamde youth bulges, overschotten aan jonge mensen, die vaak kansarm zijn omdat de samenleving hun aantallen niet meer kan absorberen. Extreme bevolkingsgroei is dan ook gecorreleerd aan honger, armoede en politieke instabiliteit. Er bestaat dus een gerede kans dat de bevolkingsexplosie en haar gevolgen tot veel vluchtelingen zullen leiden.
Mocht de toekomstige situatie in delen van SSA echter meevallen en de welvaart en stabiliteit toenemen, dan kan die stijgende welvaart er juist weer voor zorgen dat er meer (illegale) immigranten komen, omdat het meer mensen in gelegenheid stelt om een illegale overtocht te financieren. Het zal dus niet eenvoudig zijn om de oorzaken van migratie weg te nemen met ontwikkelingshulp, zoals het kabinet in het regeerakkoord nastreeft. Nu al koestert 31% van de volwassenen in SSA een emigratiewens volgens onderzoek van Gallup. De druk op de Europese grenzen van vluchtelingen en illegale immigranten zal dus hoog blijven.
De gevolgen van grootschalige asielinstroom uit bijvoorbeeld SSA zullen voor een land als Nederland echter desastreus zijn. Asielmigranten uit SSA presteren bedroevend slecht op onze arbeidsmarkt blijkt uit CBS-cijfers. Onder migranten uit typische asiellanden als Eritrea, Ethiopië, Soedan en Somalië uit het cohort 1999-2005 zijn er zelfs na tien jaar in Nederland tegenover elke 100 werkenden 178 uitkeringsgerechtigden. We hebben het dan over mensen die tussen 20 en 40 jaar waren toen ze naar Nederland kwamen, dus in de kracht van hun leven. Voor mensen uit typische asiellanden in Azië zoals Irak, Iran, Syrië en Afghanistan is het cijfer met 109 uitkeringsgerechtigden per 100 werkenden beter, maar nog steeds dramatisch te noemen.
Zeer verontrustend zijn ook de slechte schoolprestaties van jonge asielkinderen uit SSA die in Nederland zijn geboren of voor hun zesde immigreerden, zo blijkt uit een recent WODC-rapport. Zij krijgen veel minder vaak een HAVO/VWO-advies en circa driemaal vaker dan autochtonen een advies voor de praktijkschool, waar onderwijs wordt verzorgd voor kinderen met een moeilijk lerend intelligentieprofiel. Van de kinderen uit SSA krijgt bijna een vijfde een advies voor praktijkschool, speciaal voortgezet onderwijs of leerwegondersteunend VMBO en bij kinderen uit Somalië is dit zelfs bijna een kwart. In dit WODC-rapport wordt dit expliciet afgezet tegen de schooladviezen van asielkinderen uit Afghanistan en Iran, die een veel kleinere achterstand hebben ten opzichte van autochtonen.
Slechte gemiddelde onderwijsprestaties van een groep leiden tot slechte gemiddelde arbeidsmarktprestaties op latere leeftijd. Ter illustratie: van de Somalische jongeren (uit het eerder genoemde cohort 1999-2005) die voor hun twintigste naar Nederland kwamen, had na tien verblijfsjaren 46% van de schoolverlaters een uitkering en werkte slechts 39%. Onderwijsachterstanden zijn bovendien ook zeer hardnekkig. Uit CBS-cijfers blijkt bijvoorbeeld dat de percentielscores voor CITO rekenen/wiskunde – zeer bepalend voor verder schoolsucces – voor de 1e, 2e en 3e generatie niet-westerse immigranten allen constant op 45 liggen tegenover 53 voor autochtonen. Onderwijsachterstanden zijn dus kennelijk lastig beleidsmatig op te lossen. Ook de achterstanden bij de verdeling over de schoolniveaus voor het voortgezet onderwijs van al langer in Nederland verblijvende niet-westerse groepen blijken zeer hardnekkig te zijn.
De huidige, bedroevend slechte arbeidsmarktprestaties van asielmigranten, de soms grote onderwijsachterstanden van veel asielkinderen en vooral ook de hardnekkigheid van die achterstanden, laten zien dat onverkort vasthouden aan het asielrecht Nederland op termijn voor zeer grote problemen kan stellen, waaronder hoge kosten voor de schatkist. Bij een ruimhartig, op het VN-vluchtelingenverdrag gebaseerd asielbeleid is het niet ondenkbeeldig dat het aantal asielmigranten op bijvoorbeeld 50 of 100 duizend per jaar zou kunnen komen te liggen. Met nareis en volgmigratie meegerekend zijn dat per decennium al snel één of twee miljoen veelal lastig schoolbare en inpasbare asielmigranten. De huidige Nederlandse verzorgingsstaat zal dan op termijn bezwijken. Maatschappelijke spanningen, die nu nog deels worden afgekocht met verzorgingsstaatarrangementen, zullen dan aan de oppervlakte komen in een klassenmaatschappij waarin economische tegenstellingen zullen lopen langs etnische en religieuze breuklijnen. Een tamelijk verontrustend vooruitzicht.
Zie hier de spagaat waarin Europa zich bevindt. Aan de ene kant dat zelfbeeld waarin mensenrechten en asiel zo’n dominante rol spelen. Aan de andere kant de grote potentiële maatschappelijke ontwrichting waartoe deze openeinderegeling kan leiden. Het menselijk drama van de mensensmokkel op de Middellandse Zee is zo begrepen, niet meer dan een symptoom van een onderliggend moreel dilemma. Het is nodig dat politici in Nederland en Europa dit dilemma publiekelijk onder ogen zien en met een duidelijk verhaal komen. Hierbij zijn verschillende verhalen mogelijk.
Een mogelijk verhaal zou de nadruk kunnen leggen op de blijvende verantwoordelijkheid die Europa heeft voor de mensenrechten van niet-Europeanen. In dat verhaal blijft de huidige situatie ongewijzigd – met dus ook een voortgaand drama rond mensensmokkel – of zet men in op het faciliteren van asielmigratie om dat drama te verminderen. Dat zal in geval de ‘productie’ van asielzoekers sterk toeneemt op termijn leiden tot een fundamenteel andere samenleving, waarin de verzorgingsstaat geminimaliseerd zal worden en de sociale cohesie zal verminderen. De vraag is wel of politici aan dit verhaal zullen kunnen vasthouden als de eerstvolgende grote vluchtelingencrisis zoals die van 2015 zich aandient en de electorale druk toeneemt.
Een ander, nieuw verhaal zou kunnen zijn dat men stelt dat het asielrecht een te grote verantwoordelijkheid is voor Europa en dat het daarom beperkt moet worden. Dat kan concreet bijvoorbeeld door het recht op asiel te beperken tot geografisch Europa minus Turkije, Rusland en de Kaukasus. Daarbuiten zou asiel dan een gunst moeten worden, die verleend wordt aan groepen die niet in de regio opgevangen kunnen worden, zoals jezidi’s, Koptische christenen of blanke Zuid-Afrikanen als die bijvoorbeeld door genocide bedreigd worden. Dit beleid zou aangevuld kunnen worden met (steun voor) opvang in de regio. Het huidige kabinet mikt hier ook op in het regeerakkoord, gezien het beleidsvoornemen om in de regio veilige plaatsen te creëren waar asiel aangevraagd kan worden en van waaruit verder migreren naar Europa onnodig is.
In dit tweede verhaal erkent men dat er heel veel menselijk leed in de wereld is, maar dat het van neokoloniale zelfoverschatting getuigt als Europa – met zijn slinkende economische, politieke en demografische betekenis in de wereld – zich nog langer als een soort eindverantwoordelijke voor dat leed blijft beschouwen. Dit verhaal zou mijn voorkeur hebben.
Dit artikel (inclusief uitgebreide annotatie) werd eerder hier gepubliceerd naar aanleiding van onderstaande Kamercommissie-vragen:
In hoeverre zijn er in uw visie risico’s op contact / banden tussen hulporganisaties en mensensmokkelaars en op welke wijze kunnen deze tot een minimum worden beperkt? In hoeverre is sprake van ongewenste gedragseffecten bij smokkelaars als gevolg van het handelen van hulporganisaties (of andersom) en hoe kan dit worden voorkomen?
Op welke wijze kan effectief worden voorkomen dat vluchtelingen met nog meer risico, of nog slechter voorbereid door de mensensmokkelaars, de oversteek naar Europa maken, gegeven het feit dat hulporganisaties in de Europese wateren actief zijn om mensen te redden?
Hoe schat u de effecten in van de ingestelde gedragscode op:
– Het inzicht in methoden en financiering van hulporganisaties van hun activiteiten in het middellandse zee gebied.
– Beperking van mogelijke risico’s van banden tussen mensensmokkelaars en hulporganisaties.
– De mogelijkheden voor hulporganisaties om het werk te kunnen doen om vluchtelingen in nood uit zee te kunnen redden.
Hoe beoordeelt u de rol en de opstelling van doorvoerlanden (zoals Libië, Marokko, Niger)?
Wat zijn – kijkende naar de grondoorzaken voor de overzeese migratie – structurele mogelijkheden in de toekomst om de migratiestroom beheersbaar te houden en de menselijke risico’s zo minimaal mogelijk?