Steeds vaker duikt in politieke discussies het vraagstuk van het ‘universalisme’ op. Tijd om te verduidelijken wat dit begrip betekent: in het vervolgdeel zet ik de geopolitieke consequenties uiteen, afgerond met een praktijkvoorbeeld.
Wat aan deze discussie voorafgaat is een uiteenzetting door prof. Joshua Mitchell. Het komt erop neer dat Europa de kerk afwijst maar nog onophoudelijk vasthoudt aan het idee van schuld, dat in essentie christelijk is. Steeds herinneren geschiedenisleraren ons aan kolonialisme en de wereldoorlogen: “Dit is ook waarom jullie je geschiedenis in musea en oude kastelen zetten – omdat jullie er niet mee kunnen dealen in het dagelijks leven.” aldus Mitchell.
Dit leidt tot een culturele en spirituele leegte, die door radicaal-linkse identity politics wordt gevuld. Hij meent dat de enige oplossing ligt in een christelijk biechtmoment van historische schuld en zonde, gevolgd door een collectief moment van vergeving en verzoening. Europa zou terug moeten naar de kerk: “Mijn claim is dat de Islam in Europa niet kan worden tegengegaan met seculiere middelen; het kan alleen met een sterker religieuze kracht, met name het Christendom.”
Beide religies hebben gemeen dat zij universalistisch zijn. Zij bieden voor alle mensen ter wereld een pad naar het heil: iedereen zou zich kunnen bekeren, de hele mensheid kan worden gered. “Ik ben de weg, de waarheid en het leven”, zoals Jezus het zegt. Dit universalisme is ook wat Dante in De Monarchia betoogt: keizer Augustus heerste over de hele wereld, of althans zo had God het met Julius Caesar bedoeld. Dus toen Jezus werd terechtgesteld in naam van de Romeinse keizer, nam hij daarmee de universele schuld op zich van de mensheid.
De vraag is echter of het voor de christen – en zeker de Europese christen – wel mogelijk is om zich zó volledig op te gaan in zijn geloof, om zó gepassioneerd en eendrachtig te geloven als dat de islam in haar volgers opwekt. Is het voor christenen überhaupt mogelijk to beat islam at its own game? De islam is een monolithisch verhaal dat zich centreert rond het leven van profeet Mohammed en zowel het geloofsleven als de wetgeving omschrijft; zowel het zielenheil als de politieke orde. Jezus kon zoiets niet voorschrijven omdat de Romeinen toen de macht hadden – hij richtte zich meer dan Mohammed op de cultivatie van het innerlijke leven. En in dat innerlijke leven begon de woekering van het schuldgevoel.
Ortega y Gasset was één der grote visionairen van de twintigste eeuw. In het interbellum stelde hij dat het fascisme en het communisme probeerden om de klok van de historie terug te zetten. Maar uiteindelijk zou de liberale democratie onvermijdelijk weer opkomen, hoe vaak die ideologieën de klok ook terugdraaiden. De liberale democratie zou een onvermijdelijk vervolgstuk in de geschiedenis van de mens zijn. En net zo, kunnen wij ons de parallelle vraag stellen of het christendom de door schuldgevoel verteerde Gutmensch steeds weer onvermijdelijk zou voortbrengen. Precies op de wijze waarop, zoals Ortega y Gasset het zegt “in de krijgskunst het kanon onvermijdelijk de opvolgende stap is van de lans”.
We constateren dat de antieke traditie geen last had van dit schuldgevoel. En áls de goden al verontwaardigd waren wanneer er stam werd onderworpen, dan konden de rijkdommen van die stam aan de goden worden geofferd om het ‘weer goed te maken’. “Overeenkomstig onze gewoonten namen we alle mensen gevangen. Niet één ontsnapte. Sommigen renden weg; die doodden we en anderen doodden we ook – maar wat geeft dat? Het was in overeenstemming met onze gewoonten.” Aldus een Maori-veroveraar die in 1835 de Chathameilanden binnenviel. Hij beriep zich expliciet niet op universalisme, maar op de geschiedenis en traditie die specifiek zijn voor zijn stam.
Zo was het ook voor Livius, die de kronieken optekende van het ontstaan van de Romeinse staat. Daarop baseerde de Renaissance-filosoof Niccolò Machiavelli zijn staatkundige verhandelingen: op die verhandelingen baseerde Spinoza zich weer. Zo blijken het Machiavellisme, het kolonialisme en de Renaissance samen te hangen als een historische cluster: het universalisme en het schuldgevoel waren aanwezig in de Europese cultuur, maar werden steeds begrensd door het cynische realisme van de klassieke cultuur.
Sowieso stijgt uit de lezing van antieke werken de mentaliteit op van: “Laat je nooit te veel innemen door een emotie – vrouwe fortuna is grillig en in de toekomst kan de situatie er totaal anders uitzien.” Vandaag is die mentaliteit totaal verdwenen: het Westen voelt zich de morele heerser van de geschiedenis en praat op die toon tegen andere volkeren – die slijpen ondertussen hun messen en wachten op de afrekening.
Een Caesar begrijpt dit, een Timmermans niet. Caesar zegt: ‘sluit je aan bij Rome’, en wijst op de staatkundige en economische voordelen. Beiden spreken op dwingende toon. Maar als Timmermans zegt ‘sluit je aan bij de EU’, dan volgt een moralistisch, utopistisch, zowat messianistisch verhaal. Dit alles komt doordat de Oudheid cyclisch redeneert en de moderniteit eschatologisch, maar dat terzijde. De wijze waarop Timmermans de EU aanprijst, herinnert aan het Rome dat opstijgt uit de panegyrieken die werden uitgesproken toen het rijk al in verval was. Hoe meer Rome haar geopolitieke greep op het rijk verloor, hoe meer het in die lofredes ging over de universele broederschap die het rijk mogelijk zou maken.
Socrates was de eerste universalist: in de dialoog Meno laat hij een slaaf een wiskundige puzzel oplossen. De onderliggende idee is dat ieder mens in staat is zich te verheffen met kennis, mits hij of zij zich daarvoor openstelt. In De ideale staat maken de Platonische dialogen duidelijk dat de kennis van de ideeënwereld objectief van aard is en daarmee universeel waar.
Hoewel mensen verschillen qua aanleg en karakter, kan in beginsel iedereen zich voor deze kennis openstellen: zowel slaven als edelen, mannen én vrouwen. Plato’s dialogen zijn daarmee het vertrekpunt van het universalisme. De stelling dat het schuldgevoel zonder christelijke origine daaruit ook ontstaan zou zijn, is absurd. Immers het idee van de erfzonde en van de kruisiging – waarbij een mens geofferd moet worden om zonden te vergeven en moet lijden om zuiver te kunnen zijn – dat idee staat, bezien vanuit zowel Plato als de Stoa, haaks op de natuurlijke orde.
Het christendom is universalistisch, maar veel gedachtegoed uit de Oudheid is dat ook. Is de hedendaagse Gutmensch een geradicaliseerde variant van dat universalisme? Nee. Het is namelijk even verdedigbaar dat de Gutmensch een geradicaliseerde variant is van het historisme: hij claimt immers dat zijn eigenheden die relatief zijn aan zijn ras/gender/geaardheid/handicap oftewel aan de groep waartoe hij behoort, hem tot een uitzondering maken en in een onvergelijkbare positie stellen. Dit is eigenlijk historisch relativisme “het was een andere tijd, de omstandigheden zijn zó anders dat je jezelf er niet in kunt verplaatsen, laat staan erover mag oordelen”, maar dan nu als identity politics.
Oftewel anderen zouden zich er niet in kunnen verplaatsen en mogen er niet over oordelen, maar moeten er wél rekening mee houden. Ziehier de kern van identiteitspolitiek, die dus afstand neemt van het universalisme: het enige wat universeel blijkt zijn zieligheid en slachtofferschap. Als het eenmaal gangbaar is om specifieke rechten op te eisen voor groepen, wordt het in één keer door ook gangbaar om de besluiten van de rechtstaat naast zich neer te leggen wanneer dat die groepen beter uitkomt. Dit is zoals een Amerikaan omschreef:
“We are in an argument over the meaning of ‘the American way of life,’ because the weight of opinion on the progressive Left rejects the classic constitutionally based American regime. Instead, progressives envision a new way of governing in both politics and culture based on an individual’s race, ethnicity, and gender rather than on our common American citizenship.”
De conclusie is dat hoewel het universalisme haar wortels in de Oudheid heeft, het de specifieke toevoeging is van het christendom – en de nadruk die daarin ligt op zondigheid, zelfreflectie, nederigheid, jezelf wegcijferen, biechten, ‘de tweede mijl gaan’ en ‘de andere wang toekeren’ – die maakte dat het universalisme kon radicaliseren tot anti-Westers schuldgevoel. Dit gebeurde toen het universalisme losraakte van haar Grieks-Romeinse inbedding, die tot aan de dekolonisatie werd meegenomen in de Westerse traditie van het denken over macht en staatsinrichting.